Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

Collectie

80307. Internationaal symposium voor schoolmusea, Rotterdam 26‑30 juli 1990

 Meer dan negentig deelnemers uit dertien landen, waaronder de Verenigde Staten van Amerika, telde het vierde symposium voor schoolmusea, dat van donderdagavond 26 tot en met maandagochtend 30 juli 1990 te Rotterdam is gehouden. De aanwezigen waren directeuren en medewerkers van schoolmusea, hoogleraren en wetenschappelijke medewerkers van universiteiten en medewerkers van instituten die zich bezig houden met de geschiedenis van het onderwijs. Voorzitter was de directeur van het Nationaal Schoolmuseum (NSM), de heer J. ter Linden. In die bijeenkomst, georganiseerd door de heer Ter Linden en mevrouw E. Keizer, medewerkster van het NSM, belichtten deskundigen historische aspecten van het onderwijs en zetten museummensen de structuur en de activiteit van hun instituut uiteen. Een belangrijke functie van het symposium was ook de onderlinge uitwisseling van ervaringen buiten de vergaderuren.

Donderdagavond werden de deelnemers feestelijk ontvangen op het museumschip De Buffel, een ambiance die dank zi] het fraaie zomerweer bijzonder tot haar recht kwam. Daarbij spraken de heer Ter Linden en de voorzitter van de Stichting NSM, mr. H.C.GL. Polak, woorden van welkom.

De eerste werkdag

De heer mr. S.A. Jonker, hoofd van de secretarie‑afdeling Onderwijs van de gemeente Rotterdam, verrichtte op vrijdagochtend namens de wethouder van Onderwijs de opening van het symposium. In zijn toespraak belichtte hij ontwikkeling, functie en organisatie van het Nationaal Onderwijscentrum Rotterdam (NOCR).

Het NSM kreeg de eerste dag veel aandacht. De direkteur en de museummedewerker M.L.M, van Ruiten behandelden respectievelijk de inrichting van het museum in het algemeen en de schoolklassen die er deel van uitmaken, in het bijzonder. Daarna hield de heer J. Stokmans, restaurator van het Historisch Museum te Rotterdam, een voordracht aan de hand van dia's over de restauratie van oude schoolwandplaten. De deelnemers kregen toen ook ruimschoots de gelegenheid het museum te bezichtigen. Sedertdien waren op het symposium steeds weer lovende woorden over ons museum te horen. Aan een van de buitenlandse deelnemers ontlokte het zelfs de uitspraak, dat het NSM internationaal maatgevend is.

In de namiddag volgden een discussie over het inrichtingsconcept van het NSM en twee voordrachten: van de heer G.B. Jensen uit Geisenhausen (BRD) over een door hem gehouden enquête naar het oordeel van leraren en scholieren over een aantal schoolmusea in West‑Duitsland, en van prof. dr. J. Peege van de universiteit te Mainz die, aan de hand van dia's, verschillen in en mogelijkheden van presentatie van onderwijshistorische verzamelingen besprak.

Na een geanimeerde informatiemarkt werd de middag besloten met een ontvangst in de Burgerzaal van het stadhuis.

 De tweede werkdag

Dertien sprekers uit negen landen hielden op de tweede werkdag een voordracht en vele maakten daarbij gebruik van dia's. Twee opvallende bijdragen waren die van de historicus Ch. Magnin van de afdeling sociologisch onderzoek van het 'Département de I'instruction publique' van het kanton Genève, en van prof. dr. J.C. Ciperle, die het Sloweens schoolmuseum te Ljubljana vertegenwoordigde. De heer Magnin schetste de totstandkoming van een tentoonstelling te Genève. Door middel van verspreiding van 193.000 vouwbladen met het verzoek aan volwassenen om schoolherinneringen tijdelijk of blijvend af te staan, werd het materiaal verzameld. Het ging de onderzoekers niet alleen om voorwerpen maar ook om herinneringen. Daartoe werden ongeveer 250 personen geinterviewd, van wie 42 diepgaand. Prof. Ciperle sprak over de geschiedenis van de zogeheten 'gouden en zwarte boeken' voor leerlingen in Slowenië. Het gaat om boeken van lof en berisping, van eer en schande. Een aantekening in het boek der schande kon voor de ouders fiscale consequenties hebben. De oudste gouden boeken in het schoolmuseum te Ljubljana dateren van 1808, het eerste zwarte is van 1836.

Veel buitenlandse deelnemers keken in de middagpauze hun ogen uit toen met veel muziek en vertoon het Caribisch zomercarnaval ‑toevallig‑ langs het conferentiegebouw trok.

 De derde dag, werk en vertier

's Ochtends hield prof. dr. K. de Clerck, directeur van de Historische Onderwijscollectie te Gent, een voordracht over de Dietsch Opvoedkundige Beweging in Vlaanderen in de jaren 1940‑1944. De Dietsche Beweging ontwikkelde zich in die tijd steeds meer in Grootgermaanse en nationaalsocialistische richting.

Een markant feit op deze ochtend was de uitroeping door de deelnemers van R. Lukschanderl uit Oostenrijk tot 'erevoorzitter'. De heer Lukschanderl is initiatiefnemer van de internationale symposia voor schoolmusea, waarvan de eerste in 1984 in Oostenrijk (Asparn an der Zaya) werd gehouden. Om de twee jaar was er vervolgens een dergelijke bijeenkomst, eerst in Hongarije (Debrecen) en toen in de bondsrepubliek Duitsland (Neurenberg), zonder dat er een overkoepelend bestuur of comité was dat zich met de organisatie kon belasten. In Debrecen berustte de organisatie bij het Collegium Reformatoricum en te Neurenberg bij de universiteit van Erlangen‑Neurenberg en het schoolmuseum Sulzbach‑Rosenberg. Alles kwam tot stand op basis van vriendschap en samenwerking, aldus de heer Ter Linden in zijn lofspraak op de erevoorzitter.In de middaguren bracht het hele gezelschap een bezoek aan de stormvloedkering in de Oosterschelde.

 De vierde dag: de toekomst

In de laatste zitting heeft de vergadering nog eens ernstig overwogen of toch niet tot een vorm van institutionalisering moest worden besloten, maar de meerderheid verkoos door te gaan op de kennelijk beproefde wijze. In 1992 zal het vijfde symposium worden gehouden in Denemarken (Kopenhagen).

E.L. Kruyne & S.H. Poppema

Zakelijke info