Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

Collectie

50303. De conservator vertelt .....schoolmuseum in Neurenberg

 Enige tijd geleden reageerde een van onze leden, de heer K.W. van Netten op mijn artikel in De School Anno van juni 1986 (4e jaarg. nr. 2) over enige schoolmusea in de Bondsrepubliek Duitsland en Oostenrijk. Laten wij de heer Van Netten aan het woord: "In De School Anno van juni 1986 vertelde u over een aantal buitenlandse schoolmusea. Deze zomer bezochten wij een tweetal daarvan, namelijk het Erstes Bayerisches Schulmuseum te Sulzbach Rosenberg en het Schulmuseum der Universitát Erlangen Nurnberg te Neurenberg. Naar aanleiding van uw opmerking in genoemd artikel wil ik u graag mijn impressies weergeven. Voorop gesteld zij dat mijn belangstelling vooral uitgaat naar de historie van het primair onderwijs. U zult zich dan ook kunnen voorstellen dat het museum in Sulzbach Rosenberg dat wij als eerste bezochten veel te bieden had. De diverse ingerichte klassen, de leermiddelen en het schoolmeubilair waren zeer interessant. Ook de wijze waarop de levensloop van schoolmeester Hermann Kuhner is verbeeld sprak ons aan.

In het museum te Neurenberg waren zoals u bekend zal zijn vergelijkbare expositieruimten, welke we eveneens met veel genoegen hebben bekeken. Daarnaast spraken de verschillende vitrines en fotoseries met deelaspecten ons zeer aan. Ik noem hier bijvoorbeeld de ontwikkeling van het schrijfmateriaal, maar ook de ontwikkeling van het handschrift van een persoon gedurende diens leven. Ruimte nr. 8 met "Schulen der Welt" konden we ook waarderen. Uiteraard is hier veel minder sprake van historische ontwikkeling, maar wat mij betreft behoeft dat niet het enige te zijn waaraan in een schoolmuseum aandacht wordt besteed. Met andere woorden, de papoeahut misstaat m.i. niet. Hoewel het ongetwijfeld veel tijd en energie zal kosten, nog afgezien van het financiële aspect, hoop ik dat u in de nieuwe situatie van ons Nationaal Schoolmuseummeer dan alleen de historie een plaats kunt geven. Gaarne houd ik mij aanbevolen voor nadere informatie over de Europese schoolmuseumgids. Mijn voorlopige indruk, na bezoeken aan de opstelling te Zoetermeer en de schoolklasjes in diverse andere Nederlandse musea, de tentoonstelling in Brussel in december j.l. en de twee eerder genoemde Duitse Schoolmusea, is dat er in historisch opzicht weinig principiële verschillen zijn in de ontwikkelingen van scholen en onderwijs in West Europa. Moet ik voor die verschillen wellicht verder van huis?"

Het toeval wil, dat de heer Van Ruiten, medewerker van ons museum, de heer Burgering, die verantwoordelijk zal zijn voor de vormgeving van het gehele gebouw in Rotterdam en ook van het Nationaal Schoolmuseum, en ik, in september een studiereis gemaakt hebben naar de schoolmusea in Neurenberg, Ichenhausen en SulzbachRosenberg. Het doel van de reis was om deze drie musea intensief te bestuderen op inhoud, d.w.z. gekozen thema's en vormgeving, om zo een gemeenschappelijk referentiekader te hebben in de vele gesprekken, die de komende tijd nodig zijn om tot een afgerond inrichtingsplan te komen. Waarom nu juist deze drie musea? In de eerste plaats is er in Europa geen plek waar zo dicht bij elkaar drie grotere schoolmusea te vinden zijn. In de tweede plaats verschillen de drie musea onderling nogal sterk, zowel in beschikbare geldmiddelen, als in concept.

Het museum te Sulzbach Rosenberg werd gesticht op initiatief en in opdracht van het bestuur van de Oberpfalz. Laat ik het bij deze niet geheel correcte aanduiding houden, de staatsinrichting van de Bondsrepubliek is erg ingewikkeld en hier verder niet van belang. De heer Putz, directeur van een school voor geestelijk gehandicapte kinderen werd in 1979 met enige collega's aangewezen een schoolmuseum te stichten. Dit hield in, dat hij officieel toestemming kreeg om met een vrachtwagen de Oberpfalz af te reizen en overal in scholen het door hem gezochte materiaal aan te wijzen en mee te nemen. In zeer korte tijd werd zo een mooie verzameling bijeengebracht. Vervolgens werd er in Sulzbach Rosenberg een groot schoolgebouw aangewezen en kon men „beginnen met de inrichting. Naast een drietal ingerichte schoolklassen, respectievelijk uit 1875,1920 en 1960 zijn ruimten gewijd aan: de ontwikkeling van hef schoolwezen in de Oberpfalz; rekenmiddelen; van laterna magica via radio, grammofoon, geluidsband naar epidiascoop, dia  en filmprojector; van turnen via lichamelijke opvoeding naar sport; de weg naar school vroeger en nu (de problematiek van de grote afstanden tussen ver weggelegen boerderijen en de scholen. (J.t.L.) ); de schoolgeschiedenis van Sulzbach Rosenberg; beroepsopleidingen; van spijkerschrift tot schrijfschrift; uit de geschiedenis van de paedagogie van de antieken tot heden; de verschillende schoolvakken van 1770 tof 1978; rapporten en getuigschriften van de laatste 200 jaar; onderwijzersloopbaan; de ontwikkeling van het schoolboek in Beieren, getoond aan de hand van aanvankelijk lezen en rekenen; handwerkonderwijs; en nog een heel scala van foto's en leermiddelen.

Bij een rondgang door het museum is duidelijk te merken, dat voor de verschillende zalen verschillende mensen verantwoordelijk zijn geweest; hun namen staan trouwens in iedere ruimte vermeld. Ook is duidelijk, dat de invalshoek van de presentatie die van de onderwijzende is; naast de algemeen in een museum te verwachten zaken als ingerichte schoollokalen, leermiddelen, schoolboeken en foto's, is sterk de nadruk gelegd op de inhoud van het vak. In het lokaal van turnen via lichamelijke opvoeding naar sport bijvoorbeeld zijn, naast enige gymnastiektoestellen en foto's, grote panelen opgesteld waarop de begripsverandering wordt duidelijk gemaakt aan de hand van wetten en verordeningen. Dit is ook het geval met rapporten en getuigschriften; niet alleen de voorwerpen zelf, als historische objecten, worden hier getoond, maar ook de terminologie die gebruikelijk was. Zo was het bijvoorbeeld in het begin van deze eeuw nog mogelijk op een rapport "bijna zwakzinnig" te vermelden; in 1978 worden dergelijke termen natuurlijk niet meer getolereerd. Er blijkt echter iets anders te zijn ontstaan: 'verhullend' taalgebruik.

In het kader van dit artikel is het niet mogelijk dieper in te gaan op de inhoud van dit museum. Mijn enige kritiek geldt de uitvoerigheid van de gepresenteerde teksten; wellicht zouden bepaalde zaken toch beter in een boekje kunnen worden opgenomen. Het geheel overziende luidt onze conclusie dat het een heel interessant museum is waarin duidelijk is te bespeuren dat het met liefde en met opoffering van veel (vrije) tijd is ingericht.

Nu even terug naar de brief van Van Netten, waar hij de uitbeelding van de levensloop van schoolmeester Hermann Kuhner noemt. In het museum te Sulzbach is in een zaal op tentoonstellingspanelen een aantal foto's aangebracht met een zeer summiere tekst. Zij tonen hoe een zekere Hermann Kiihner na zijn eindexamen een lange weg moet afleggen voordat hij hoofdonderwijzer wordt. De opleiding die hij volgde, was gecompliceerder en duurde veel langer dan in ons land. Bovendien wordt zijn studie onderbroken door de eerste wereldoorlog, waarin hij als soldaat dient. Als hij dan eindelijk op, geloof ik, 31 jarige leeftijd hoofdonderwijzer is geworden  een rang die niet gelijk staat aan schoolhoofd , kan hij zijn verloofde ten huwelijk vragen. De foto's tonen hem vervolgens in de periode tussen de twee wereldoorlogen in verschillende plaatsen. Vrijwel altijd staat onder het jaar en de plaats: "organist" vermeld, hetgeen er op wijst, dat hij zelfs als hoofdonderwijzer, genoodzaakt was een nevenbetrekking te vervullen. Een foto in uniform toont hem in de periode gedurende de tweede wereldoorlog, en dan volgt een tekst over de "de nazifizierung", waaraan iedere ambtenaar of iedereen die in ambtelijke dienst wilde treden, onderworpen werd. Er blijkt een smet op hem te rusten, want hij wordt ontslagen. Op 53 jarige leeftijd moet hij weer geheel opnieuw beginnen en alle examens afleggen. Als ik me het goed herinner, heeft hij zijn aktes weer op 58 jarige leeftijd; pas dan is hij weer op het niveau van zijn vroegere salaris. Kuhner kan dan nog 7 jaar zijn beroep uitoefenen.

Natuurlijk is het uitzonderlijk dat men een leven zo compleet aan de hand van foto's en aktes kan volgen. Het getuigt van moed, dat nabestaanden dit materiaal hebben vrijgegeven. Dat geldt overigens ook voor Putz en de zijnen. Deze uitbeelding van een onderwijzersleven is voor ons een van de dingen geweest, die we in het hoofd houden.

Het Schulmuseum der Universitát Erlangen Nurnberg is tot stand gekomen door een initiatief van Prof. Dr. Max Liedtke, hoogleraar pedagogiek aan de genoemde universiteit. Hij streefde al jaren naar een schoolmuseum in Neurenberg. In de tweede wereldoorlog was het oude schoolmuseum totaal vernietigd bij de bombardementen, die vrijwel de hele stad Neurenberg van de kaart hadden geveegd. Na de oorlog werd het zeer grote schoolgebouw waarin het schoolmuseum voorheen gevestigd wasweer opgebouwd. Liedtke heeft vergeefs geprobeerd de gemeente ertoe te brengen om een gedeelte van het gebouw weer de bestemming van museum te geven. Hij ontwikkelde een concept, maar stond dit af toen zijn plannen geen gehoorvonden en er begin jaren '80 een schoolmuseum werd opgericht te lchenhausen. Toen later toch een schoolmuseum in Neurenberg werd opgericht, werd gekozen voor een regionale opzet van het museum.

In kort bestek geef ik hier de ideeën van Liedtke weer. Geïnteresseerden zal ik graag meer informatie ter beschikking stellen. Professor Liedtke neemt het standpunt in, dat de begrippen 'Ieren' en 'school' heel dicht bij elkaar liggen. Als in het stenen tijdperk, meent Liedtke, een vader een vuistbijl maakt en zijn zoon volgt dat aandachtig, dan is er sprake van een scholingsproces; men kan niet zomaar een vuistbijl maken, dat moet men leren. Zeer veel nadruk legt hij daarom op de vroegste perioden en hij volgt de geschiedenis van de Sumerische en Egyptische culturen, via de Griekse beschaving naar de middeleeuwen waar in onze geschiedenis de eerste scholen ontstaan.

Neurenberg, waar zijn oorspronkelijke concept uiteindelijk niet als uitgangspunt heeft gediend, kon hij deze ontwikkeling slechts aanstippen. Het zwaartepunt ligt daar immers bij de regionale schoolgeschiedenis van Mittel Franken, het gedeelte waar Neurenberg is gelegen. Het museum wordt grotendeels gedragen door de universiteit en de gemeente Neurenberg. Ook in dit museum zijn de verschillende onderwerpen door een aantal mensen gemaakt, al is het hier minder duidelijk wie wat gemaakt heeft. Het niveau van de teksten is nogal hoog, in ieder geval te hoog voor leerlingen van de basisschool. Dit wordt onderkend en opgevangen door rondleidingen. In de diverse zalen wordt aandacht besteed aan: de chronologie van de schoolgeschiedenis; de funktie en werking van de school in de maatschappij, een belangwekkend maar voor een museum zeer moeilijk te visualiseren thema; de invloed van een schoolboek gedurende een eeuw; de scholen van de schrijf  en rekenmeesters 14e tot 18e eeuw; de volksschool in de 19e eeuw en de ontwikkeling daarna van de republiek van Weimar tot en met het Nationaal Socialisme; de ontwikkeling van het handschrift en de schrijfmaterialen; de geschiedenis van het buitengewoon onderwijs en in het bijzonder hef onderwijs aan doven; de geschiedenis van het beroepsonderwijs; de geschiedenis van het gymnasium; het wis en natuurkunde onderwijs; schoolstraffen; de geschiedenis van de opleiding aan meisjes; scholen van deze wereld. Een groot aantal onderwerpen, dat soms wel heel oppervlakkig wordt aangeduid. Zo is de geschiedenis van de opleiding aan meisjes verbeeld op een paneel van 2 x 1 meter! Hier heeft het streven naar volledigheid het gewonnen van de diepgang, een dilemma dat zich in elk museum voordoet: ofwel weinig thema's die redelijk zijn uitgediept, ofwel veel thema's die slechts oppervlakkig getoond kunnen worden.

Vin Netten gaat in zijn brief ook nog in op de papoeahut, die opgesteld staat in de zaal ..en van deze wereld. Nu ik het museum gezien heb, blijf ik toch bij mijn stelling: een papoeahut kan men in het Nationaal Schoolmuseum niet verwachten, tenzij het gaat om een tentoonstelling over het Nederlandse onderwijs in ons voormalig overzeese gebiedsdeel Nieuw Guinea. Wel is het idee om iets te laten zien van de wijze waarop er in verre landen wordt schoolgegaan iets om te onthouden of zelfs in Rotterdam uit te voeren. Ik ben het overigens geheel met Van Netten eens dat er in een schoolmuseum plaats moet zijn voor actualiteit, of zelfs voor een toekomstvisie. Het voornaamste probleem bij de keuze van actuele thema's is het feit dat wij dan niet kunnen putten uit de eigen collectie maar alles elders moeten zien te vinden. Het bezwaar hiertegen is niet eens zo zeer een kwestie van geld als wel van tijd en mankracht (het woord menskracht is nog niet in de collectie opgenomen).

Het derde en laatste museum dat wij op onze reis bezochten was het museum te Ichenhausen, een dependance van het immense 8ayerisches Nationalmuseum te Munchen. Het museum wordt gefinancierd door de stad lchenhausen, het bestuur van de Landkreis Gunzburg en het Bezirk Schwaben. Bij de inrichting zijn kosten noch moeite gespaard; het wordt door velen beschouwd als het meest prestigieuze schoolmuseum in Europa. Zoals reeds gezegd is het concept van Prof. Liedtke. Zijn ideeën zijn evenwel niet volledig overgenomen, met name niet in de weergave van de 19e en de 20e eeuw. De onderwerpen in lchenhausen zijn: van vuistbijl tot ploeg Natuur Cultuur; schrijven leidt tot school, de eerste scholen in Sumerië en Egypte; het leerplan van het avondland, de scholen van Griekenland en Rome: school  een weg in de wereld, van het begin van de jaartelling tot de Verlichting: kabinet der nuttige wetenschappen (natuurkunde); school voor allen  de Verlichting en de 19e eeuw; de ontwikkeling van het schoolwezen in de 19e en 20e eeuw; de school tussen 1914 en 1945; de school tegenwoordig, reorganisatie. Een scala van 'zware' onderwerpen,

waarin geen plaats was voor ingerichte schoolklassen of voor veel oude leermiddelen. In totaal verzorgden 17 medewerkers/conservatoren de inhoudelijke kant van het geëxposeerde. De vormgeving van de opstelling is, naar onze mening, te nadrukkelijk en levert daardoor een nogal onoverzichtelijk beeld op. Wij drieën denken dat h 'o niet moet, al is er nog zo veel geld in gestoken.

Schoolmuseum in lchenhausen: te nadrukkelijke vormgeving.

Het is heel moeilijk en misschien ook niet zinnig om te proberen uit te zoeken welk van deze drie musea ons het meest heeft aangesproken. Het belangrijkste is, dat wij inspiratie hebben opgedaan voor de inrichting te Rotterdam. We raden het u aan ze te gaan bekijken, u zult er geen spijt van hebben.

Tenslotte nogmaals terug naar de brief van Van Netten. Aan het einde van zijn brief merkt hij op dat er in historisch opzicht weinig principiële verschillen zijn in de ontwikkeling van de scholen in de landen om ons heen. Natuurlijk doet zich de vraag voor wat precies onder principieel te verstaan valt, maar laten we niet spitsvondig worden. Naarmate ik meer wist over het onderwijs in België, Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk heb ook ik me die vraag al een aantal keren gesteld. Ik ben, voorzichtig, geneigd hetzelfde te denken als Van Netten: de in musea getoonde schoolgeschiedenissen lopen niet opvallend uiteen. De 'principiële' verschillen blijven verscholen achter motieven en doeleinden van het onderwijs en de dagelijkse praktijk van het schoolleven, zo luidt mijn veronderstelling. Een mooi onderwerp voor een proefschrift lijkt me.

Afsluitend weer een oproep: schrijft u mij uw indrukken, ervaringen en vragen, u ziet nu waartoe dat kan leiden. En gaat u op reis, belt u mij gerust op als u wilt weten of er ook schoolmusea op uw pad liggen.

J. ter Linden

 

Zakelijke info