Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

200107. Boekbespreking N.L. Dodde (2001), Eenspeurtocht 'naar samenhang. Het rijksschooltoezicht van 1801--2001. Den Haag: Inspectie van het Onderwijs/ SDU, 879 blz. 90-5910-012-3.

 Ter gelegenheid van het tweehonderdjarig bestaan van de Nederlandse inspectie van het onderwijs werd op 17 en 18 oktober 2001 een congres georganiseerd waarbij onder andere bovenvermeld boek aan de aanwezigen werd gepresenteerd (Zie De School Anno, jaargang 19, nr. 4) Dit spaarzaam geïllustreerd, maar zeer uitvoerig werk geeft een uitgebreid overzicht van de taken en de opvattingen die in de afgelopen 200 jaar bij het Rijksschooltoezicht gestalte kregen. Het is systematisch en chronologisch van opzet en geeft na een inleiding en een introductie op het werk van schoolopzieners vóór 1801 een verdere indeling op grond van belangrijke wetswijzigingen. De rijksinspecteur kreeg in het nieuwe centraal geregeerde landsbestuur opdracht een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van vorm en inhoud van het Nederlandse schoolsysteem, de werkzaamheden van het onderwijzend personeel te controleren en de overheid te informeren omtrent de kwaliteit van het aangetroffen onderwijs. (p. 95).

Vooral de eerstgenoemde functie leek in de beginjaren van de negentiende eeuw een lastige taak. De tot dan toe vrij individueel gerichte leermethodiek moest worden omgebogen tot een doelgerichte klassikale organisatie. Het spreekt vanzelf dat de groep schoolopzieners, aanvankelijk voornamelijk bestaande uit notabelen, niet geschoold in onderwijsopvattingen, moest varen op bewogen enkelingen die door ervaring en gezag de onderwijzers en hun besturen wisten te overtuigen van de juistheid van hun bedoelingen. Dodde doet recht aan schoolopzieners als W. Goede en Th. Van Swinderen, die uitblonken door hun enthousiasme, gesteund door hun superieuren en deskundigen als de eerste directeur van een Rijkskweekschool P.J. Prinsen, maar ook door ideeënrijke onderwijzers als H. Wester en R. Rijkens. Vaak bestonden hun overdrachtsmethoden uit het stimuleren van onderwijzersgezelschappen waar de leerkrachten onderling van gedachten wisselden, ervaringen doorgaven en zich bekwaamden in hun vak. Het hoofdstuk `Het begin van het rijksschooltoezicht: 1801 - 1857' heeft kennelijk de voorliefde van de auteur, hoewel hij ook in `Het rijksschooltoezicht breidde uit:

1857 - 1920' een overtuigend systematische invalshoek hanteert. Dodde heeft de meeste affiniteit tot de pioniersperiode van ons onderwijsstelsel. De laatste hoofdstukken `Oude en nieuwe inspectie: 1920 - 1968' en `Reorganisatie van het rijksschooltoezicht: 1968 - 2001' dragen een in toenemende mate opsommend karakter. In feite tekent zich hier duidelijk de situatie af waarin de rijksoverheid de inhoud van het onderwijs niet meer tot in de kleinste details wil regelen. Derhalve bleef aan de rijksinspectie slechts het stimuleren en het min of meer evalueren van de kwaliteit als hoofdtaken.

Landelijke en plaatselijke padagogische centra namen de onderwijsinhoudelijke begeleiding over en tot op heden is de verhouding tussen het rijksschooltoezicht en de verzorgingsinstellingen een lastige.

Nu de landelijke overheid weer meer aandacht gaat schenken aan de kwaliteitsverbetering van het onderwijs zijn binnen het inspectieapparaat meer kennis en ervaring dringend gewenst. Het is jammer dat het boek niet wat meer inzicht geeft op wat er mis is gegaan en wat er verbeterd moet worden. Dodde voelt zich meer de auteur die er bijstond en er naar keek zonder daaruit wijze lessen te trekken en een verder perspectief te ontwerpen. Hij zal opmerken dat dat zijn opdracht niet was en zo ervaren wij zijn boek als een standaardnaslagwerk dat tot grondslag van vernieuwend denken kan dienen. De uitgebreide literatuurlijst en het personenregister zijn daarbij een onmisbare hulp.

 F.J. Huiskamp

 

Zakelijke info