Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

1902. Boekbespreking

C.D. Eisma (2000), De eerste Ne­derlandse buitenschool. School achter de duinen. Den Haag,;Uitge­verij `De Nieuwe Haagsche', ISBN 90-72766-76-6. 132 blz.

 

In navolging van de Duitse Wald­schule (gesticht in 1904), werd in Den Haag in 1905 de eerste Neder­landse buitenschool opgericht. Deze was bestemd voor kinderen met een zwakke gezondheid. Aanvankelijk waren dat vooral kinderen met tu­berculose, hartziekten en bloedar­moede, die wegens hun ziekte het tempo van gezonde kinderen niet konden bijhouden en niet in staat wa­ren aan bezigheden van gezonde kin­deren deel te nemen. Na de Tweede Wereldoorlog waren het vooral kin­

deren met astmatische klachten en bronchitis en in mindere mate ook kinderen met epilepsie, migraine, exczeem, en dergelijke. De school is enkele keren verhuisd, onder andere vanwege nieuwbouw en oorlogsom­standigheden, maar doorgaans was haar locatie gelegen achter de duinen. De kinderen kregen zo veel mogelijk buiten les in daarvoor aangepaste duinpannen, zomers met tropenhoe­den op hun hoofd tegen de felle zon en 's winters dik ingepakt tegen de kou. Tussen de middag was er een verplicht anderhalf uur rusten in een overdekte lighal, die aan een kant he­lemaal open was en bij regen deels kon worden afgesloten. De kinderen nuttigden hun ontbijt en hun warme lunch op school, eerst onder toezicht van speciaal aangesteld huishoudelijk personeel, later onder toeziend oog van onderwijzers. Ze werden aanvan­kelijk zelfs twee keer per week ge­baad. De school stelde ook richtlijnen op voor ouders. Zo moesten kinderen thuis om zeven uur naar bed. Een zuster controleerde dat regelmatig door middel van huisbezoeken. Daar­bij kwam het wel voor dat ze een pupil nog compleet met kleding en schoenen in bed aantrof, als bewijs van een overhaaste actie.

De eerste jaren lag het accent op ver­pleging, maar gaandeweg kwam het onderwijs centraal te staan. Nieuwe wetgeving was daarvan deels de oor­zaak. Daarmee veranderde ook regel­matig de naam van de school, de sig­natuur, het bestuur, de dagindeling, het curriculum en de samenstelling van het personeel.

De schrijver, het huidig schoolhoofd, is er goed in geslaagd een historisch overzicht te geven van deze school, die na 1920 ook navolging kreeg in plaatsen als Rotterdam, Amsterdam, Arnhem, Groningen en Haarlem. In 1930 opende de gemeente Den Haag zelfs een tweede buitenschool op Le­ijenburg, die in 1983 werd opgehe­ven. Aan de hand van jaarverslagen en notulen van het bestuur, knipsels uit kranten over deze eerste Neder­landse buitenschool, gedenkboeken, onderwijsverslagen van de school­hoofden, brieven van en gesprekken met oud-leerlingen en oud­onderwijzers, brochures en boeken over de buitenschool en verslagen van de Haagse gemeenteraad geeft Eisma een chronologisch overzicht van het wel en wee van deze school. Daarbij gebruikt hij talloze citaten, die weliswaar verhelderend zijn en de sfeer en beleving weergeven van kin­deren, verzorgers en (hoofd) onderwijzers, maar die er ook voor zorgen dat er veel herhalingen in voorkomen en dat de verhaallijn niet altijd even duidelijk is. Het boek is goed verlucht met vele illustraties, voor een groot deel uit het persoon­lijk archief van de schrijver. Alleen al vanwege deze foto's die, goed aan­sluiten bij de tekst en op zich al hun verhaal vertellen, is dit boek een mooie aanwinst voor de eigen biblio­theek van geïnteresseerden in de ge­schiedenis van het onderwijs.

Marjoke Rietveld-van Wingerden

Zakelijke info