Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

180407. Boekbespreking.

Greddy Huisman (2000), Tussen salon en souterrain. Gouvernantes in Nederland 1800-1940. Amsterdam: Bert Bakker. ISBN 90-351-2183-x, 248 blz.

 De belangstelling voor de gouvernante werd bij de schrijfster gewekt toen ze zelf  in 1990 ‘nanny’ was in een Engels gezin: zou de gouvernante uit vervlogen tijden ook ’s avonds eenzaam op haar kamer hebben gezeten? Zou zij zelf als ze honderd jaar eerder geboren was, ook gouvernante zijn geweest en hoe zou het haar dan zijn vergaan? Het was echter niet eenvoudig, om voldoende materiaal te vinden om een geschiedenis van de gouvernante in de Nederlandse samenleving te beschrijven. Veel schriftelijke sporen hebben deze dames niet achter gelaten. Slechts van enkelen zijn brieven bewaard gebleven. Daarom heeft de schrijfster ook haar toevlucht genomen tot romans, waarin gouvernantes een rol hebben gespeeld. Enkele romanschrijvers zijn voorheen gouvernante geweest en op grond daarvan nam de schrijfster aan dat ze een vrij goed beeld gaven van het wel en wee van de gouvernante, zoals Claartje Bosboom-Toussaint en Elise van Calcar-Schiotling. Uit het feit dat gouvernantes in romans een belangrijke rol speelden, leidde de schrijfster af dat zij in hogere kringen toch wel een belangrijk fenomeen vormde. Zij heeft het langer uitgehouden dan de gouverneur die na 1800 langzaam uit het beeld verdween. Dat had alles te maken met sekseverschillen. Voor oudere jongens uit de bovenlaag van de bevolking werd het gewoon dat ze de (latijnse) school of een kostschool bezochten. Jonge kinderen en meisjes hielden de moeders liever bij zich thuis, onder de hoede van een gouvernante. En toen na 1880 onder invloed van de vrouwenemancipatie en ontwikkelingen in het onderwijs (leerplicht) meisjes in toenemende mate ook de gewone school bezochten, dan bleef er vaak toch nog een gouvernante in huis voor naschoolse activiteiten: handwerken, uitgaan, muziek en vreemde talen. Handwerken en vreemde talen hebben altijd een belangrijk onderdeel van het lesprogram van gouvernantes gevormd. Ten behoeve van vooral het Frans, en later ook het Engels, betrok men wel gouvernantes uit het buitenland. Met name Zwitserse gouvernantes waren geliefd, vanwege hun meertaligheid en de speciale opleiding aldaar voor gouvernantes. In sommige adellijke gezinnen wisselde men wel na enkele jaren van gouvernante, niet alleen omdat men voor de oudere kinderen een ander type zocht, maar ook om te voorkomen dat er Nederlands werd gesproken als gevolg van het voortschrijdend leerproces in dezen bij de gouvernante. Aanvullend onderwijs in de Nederlandse taal ontvingen de kinderen dan van een schoolmeester, vaak een schoolhoofd, die op gezette tijden langskwam. Vaak hadden gouvernantes geen onderwijskundige opleiding genoten; ook het samenstellen van het leerplan en de keuze van schoolboeken was meer een aangelegenheid van de werkgeefster.

 De schrijfster geeft een aardig beeld van het leven van een gouvernante, dat per gezin heel sterk kon verschillen. Haar leven en de zwaarte van haar werkzaamheden hingen sterk af van het aantal kinderen dat zij moest helpen en de leeftijden van de kinderen. Zij had doorgaans een vol programma en weinig vrije tijd. Zij at met de kinderen, speelde met ze in de weinige vrije uurtjes van de kinderen, en vaak sliep ze ook bij een van de kinderen op de kamer. Op de vrije zondag werd van haar verwacht dat ze ook de kinderen op een zinvolle manier onderhield. Ze had dus ook weinig privacy. Slechts een enkele gouvernante woonde op zichzelf buiten het huis van haar werkgever(s). Het was voor een gouvernante vaak moeilijk haar positie te bepalen en aan te voelen waar ze thuishoorde: in de salon, bij de werkgever, of in het souterrain bij de bedienden. Soms werd ze helemaal bij het familieleven betrokken (vakanties, feesten) maar vaak ook buitengesloten als zijnde een iemand die er niet bij hoorde en net als bedienden betaalde krachten waren.

 Aan de hand van (auto)biografisch materiaal als brieven, schilderijen en foto’s, en romans, heeft de schrijfster het beeld van de gouvernante gereconstrueerd. Daarbij heeft ze ook gebruik gemaakt van reeds verricht onderzoek in Engeland, het gouvernanteland bij uitstek. De conclusies zijn niet erg schokkend. Er trad in de negentiende eeuw een vervaging op van de specifieke kenmerken van een gouvernante. Ook was ze in Nederland niet zo’n veelvoorkomend verschijnsel als in Engeland, waar ze sterk de literatuur en schilderkunst bepaalde. Onbekend is hoe hoog het percentage gegoede gezinnen was dat een gouvernante in dienst had en hoe dat zich verhield tot de populariteit van meisjeskostscholen. Vast staat wel dat zij een sterke symboolfunctie hadden van rijkdom, welvaart en voorspoed en dat gouvernantes zich daarvan doorgaans weinig bewust waren.  De schrijfster is erin geslaagd een pakkend en boeiend te schrijven, met uitgebreide citaten die de geur van weleer oproepen.

 Marjoke Rietveld-van Wingerden  

Zakelijke info