Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

170207. Boekbesprekingen

Boekbespreking Huub Wijfjes, Het Stanislas. School- en jeugdcultuur op een katholiek college te Delft, 1948-1998. Delft: Stanislascollege/Klats, 1998 (ISBN: 90-804516-1-4).

 Dit is een voortreffelijk boek. Het is uitzonderlijk, niet alleen door het grote formaat (30 x 32 cm), de vele met zorg gekozen foto’s, tekeningen en documenten, de prachtige uitvoering, maar vooral door de geweldige tekst. De media-historicus Wijfjes heeft in opdracht van de katholieke scholengemeenschap Sint Stanislas een omvattende geschiedenis geschreven van een halve eeuw school- en jeugdcultuur, geïllustreerd aan de gebeurtenissen op die ene Delftse middelbare school. Ik heb het omvangrijke boek in een ruk uitgelezen en ben in een klap veel wijzer geworden met betrekking tot verzuiling en ontzuiling, traditie en vernieuwing, nationaal onderwijsbeleid en lokale bestuurscultuur, jeugdidealisme en muziekmodes, soutanes en hotpants, Delft en Rome, democratisering en identiteitsdiscussies, schooltoneel en talenpractica, ouderparticipatie en kalverliefdes, werkweken en bezinningsweekenden en nog veel meer.

Wijfjes heeft zijn opdracht niet licht opgevat en daarbij trouwens ook veel steun en hulp vanuit de schoolorganisatie verkregen, onder meer resulterend in uitvoerige alumnilijsten en in persoonlijke herinneringen van veel betrokkenen, die Wijfjes’ eigen meer afstandelijke, maar zeer heldere betoog larderen met subjectieve belevingen en anekdotes. De auteur - overigens zelf oud-leerling - heeft zich grondig georiënteerd in het schoolarchief en andere relevante verzamelingen, in de schoolkrantjes, de lokale en de onderwijspers, in literatuur over onderwijsgeschiedenis, onderwijssociologie en cultuurgeschiedenis, in de oude katholieke pedagogiek en door middel van  interviews. Het boek vindt een mooi evenwicht tussen het algemene en het bijzondere, tussen het beschouwende en het beeldende, tussen het formele en  persoonlijke.

Niettegenstaande de algemene cultuurgeschiedenis die Wijfjes presenteert, is Stanislas in veel opzichten een bijzondere school geweest. Begonnen als lokaal katholiek initiatief, werd de school overgenomen door de jezuïeten, die er hun ideologie van opvoedend en vormend totaalonderwijs in de beste katholieke traditie vormgaven en zo meewerkten aan het wegwerken van achterstanden die katholieken in een eeuwenlange onderdrukking in Nederland hadden opgelopen. Overigens analyseert Wijfjes ook in een lange historische aanloop tot het stichtingsjaar 1948 elementen in de katholieke mentaliteit zelf die aan de relatieve achterlijkheid hebben bijgedragen.

Het elitaire en pedagogische-modelkarakter van Stanislas, opgericht tijdens het hoogtij van het rijke roomse leven, heeft ervoor gezorgd dat er veel is nagedacht over goed onderwijs en over verantwoorde opvoeding en dat allerlei ontwikkelingen in de bredere Nederlandse cultuur er in concreto heel goed te volgen zijn. Vooral de geestelijke emancipatie van priesters in de jaren zeventig deed er veel stof opwaaien en zorgde voor enkele geruchtmakende zaken: onverkwikkelijke ruzies, mediabelangstelling, een conservatieve leraar-jezuïet die niet meer in het patershuis mag ontbijten en dan op school een paar sneetjes brood van de leerlingen krijgt aangeboden, een progressieve leraar-theoloog die uit protest tegen het materialisme voor de klas een tientje verbrandt, het woord ‘pik’ in de mond neemt en een collega-pater die het celibaat in de les bespreekt, voor geestelijk souteneur uitkrijt. De progressieve sensitivity-mode van de jaren zeventig liet ook sporen na, bijvoorbeeld in groepjes leerlingen die na een werkweek huilend op het schoolplein weigerden om terug te gaan naar hun conformistische ouderlijke nest of doordat de traditionele uitreiking van vlijtprijzen vervangen werd door een beloning voor leerlingen die volgens de rest van de klas een “prettige inbreng” hadden. Meer recent deed onder de Delftse middelbare-schooljeugd de friet-, muziek-, nike- en drugscultuur opgeld, al blijft ook dan gelden dat het op Stanislas toch altijd ook wel netjes, beschaafd en christelijk blijft.

Wat het boek van Wijfjes zo boeiend maakt, zijn niet alleen de overvloed aan dit soort verhalen en verhaaltjes, maar juist ook de cultuurhistorische inkadering ervan. Heel verhelderend vond ik de drie periodes die de auteur in deze Delftse schoolgeschiedenis onderscheidt: 1948-1963 met zijn strengheid, burgelijkheid en autoriteitenmacht, 1963-1980 met zijn democratie, experimenten en ontzuiling en 1980-1998 met zijn relatieve restauratie, individualisme en consumentisme. Ook het nationale onderwijsbeleid van steeds meer elkaar steeds sneller opvolgende vernieuwingen vormt een belangrijk kader voor de beschrijving van de gebeurtenissen op deze school.

Wie belangstelling heeft voor de geschiedenis van onderwijs en cultuur, doet er onverstandig aan dit boek ongelezen te laten.

Johan Sturm

 

Zakelijke info