Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

160305. Boekbesprekingen

 Jan de Bruijn, Honderden één jaar Instituut Schreuder, 1896‑1997. Amsterdam: VU Uitgeverij, 1998. 160 blz. ISBN: 90‑5383‑6047.

 In de hoofdstad en in protestants‑christelijk Nederland had en heeft de naam Instituut Schreuder, een basisschool in Amsterdam Oud‑Zuid, een tamelijk bekende klank. Zeker in de eerste helft van de twintigste eeuw was het een deftige en degelijke gereformeerde eliteschool, waar zelfs een internaat aan was verbonden. De oprichter J.Th.R. Schreuder, die tot 1935 aan het hoofd stond, leidde zijn instituut met vaardige en krachtige hand en speelde bovendien een voorname rol in organisaties en periodieken binnen de protestants‑christelijke onderwijszuil. Hij vertegenwoordigde een confessionele pedagogiek die de combinatie nastreefde van enerzijds kwaliteit, tucht en ijver en anderzijds vernieuwing, kleinschaligheid en creativiteit.

Tijdens latere jaren ging het bepaald slechter met de school. In het begin van de jaren negentig zag het er zelfs naar uit dat het Instituut Schreuder zijn eeuwfeest niet meer zou beleven. Leerlingenaantallen liepen dramatisch terug. Er waren spanningen en crises, waarbij stafleden, bestuurders en ouders waren betrokken. Als onderdeel van het algemene secularisa tieproces en in een poging om het leerlingenaanbod te vergroten, leverde het instituut zijn protestants‑christelijke signatuur grotendeels in. Gemeente en ministerie waren deze kleine bijzondere school liever kwijt dan rijk. Desalniettemin heeft de school zich er weer bovenop weten te werken. De leerlingenaantallen groeien, personeel en ouders vertonen nieuw elan, ambitieuze nieuwbouw is gepland en er wordt nagedacht over een eigentijdse invulling van de christelijke identiteit in het pluriforme Amsterdam.

Met de onderhavige jubileumpublicatie van de hand van Jan de Bruijn (bestuurslid van de school, directeur van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme en hoogleraar aan de Vrije Universiteit) heeft het instituut een mooi monument voor zichzelf opgericht. Het boek bevat zeer veel illustraties, het is goed gedocumenteerd, het is evenwichtig opgebouwd en het is geschreven in een stijl en met een des

kundigheid die uitstijgen boven het gemiddelde niveau in het tegenwoordig zo druk beoefende genre van de schoolgeschiedenissen. De Bruijn heeft oog zowel voor het eigene en de details van deze in meerdere opzichten bijzondere school, alsook voor de bredere pedagogische en maatschappelijke context. Met name de naamgever van het instituut, maar ook diens zoon en opvolger, komen aardig uit de verf als onderwijsmannen met hart en ziel. De manier waarop de neergang en dreigende ondergang van de school worden beschreven tegen de achtergrond van ontwikkelingen sinds de jaren zestig, zijn een voorbeeldig staaltje van kritische distantie vermengd met optimistische betrokkenheid. Het is een fraaie, leesbare en interessante gevalsstudie.

Johan Sturm

 I. Hubregtse, Velen onderwezen. 75 jaar. Ds. G.H. Kerstenschool, Yerseke (1921‑1996). z.p. [Yerseke]: Vereniging tot het verstrekken van Basisonderwijs op Gereformeerde Grondslag te Yerseke, z.j. [1996]. 213 blz.

 Momenteel zijn er ruim 150 reformatorische basisscholen aangesloten bij de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs, destijds gesticht op instigatie van de in kringen van de Staatkundig Gereformeerde Partij en de Gereformeerde Gemeenten zeer vereerde dominee G.H. Kersten. Een van die scholen staat in het overwegend zwaar‑gereformeerde Zeeuwse mossel‑ en oesterdorpje Yerseke en is, net als een aantal andere, mede door Kersten zelf opgericht. De geschiedenis van deze school wordt geschetst in het onderhavige boek.

Tal van scholen en schoolbesturen hebben of krijgen tegenwoordig hun jubileumboek. Als ik het goed zie, kunnen drie categorieën worden onderscheiden. Ten eerste zijn er serieuze, historisch verantwoorde publicaties, waarin de geschiedenis van de betreffende organisatie beschreven wordt tegen de achtergrond van maatschappelijke en onderwijshistorische ontwikkelingen. Gepoogd wordt in dit soort boeken tenminste ook een beeld te schetsen van onderwijsinhoudelijke aspecten, zoals gebruikte schoolboekjes en visies op kind, ontwikkeling, onderwijs en opvoeding. Ten tweede zijn er de schoolgeschiedenissen die geschreven zijn door plaatselijke amateurhistorici. In deze categorie boeken, die doorgaans netjes of zelfs prachtig zijn uitgegeven, wordt veelal aan de hand van beschikbare bestuursarchieven het verleden chronologisch doorgewandeld. Ten derde zijn er brochure‑achtige uitgaven met foto's van groepen leerlingen en eerstesteenleggingen, kopieën uit schoolrapporten, poëziealbums en andere bescheiden en anekdotes van oud‑leerlingen.

Het onderhavige boek valt in de tweede categorie. Vanaf de oprichting van de school tot nu toe worden de notulen van de bestuursvergaderingen ‑ op nogal onbeholpen en aandoenlijke wijze ‑ geëxcerpeerd. Dat levert een eindeloze opsomming op van bestuurswisselingen, aanstellingen en ontslagen van onderwijzend personeel, bouwplannen, financiële zorgen en discussies over fietsenstallingen, slecht brandende kachels en Haagse oekazes. Over de inhoud van het onderwijs, gebruikte leermiddelen, de pedagogische aanpak of de leefwereld van kinderen of stafleden lezen we vrijwel niets. De niet‑Yersekenaar zal er nauwelijks iets van belang in vinden. De betrokkenen bij de school daarentegen zullen met gretigheid de vele tientallen foto's bekijken en ongetwijfeld hier en daar in de tekst bekende namen en situaties tegenkomen.

Zelfs De School Anno kan helaas onmogelijk alle schoolgedenkboeken die verschijnen, signaleren. Dat ik hier toch aandacht vraag voor dit boek, heeft te maken met het feit dat het hier om een veelzeggend document van een belangrijke culturele minderheid in Nederland gaat. De reformatorische onderwijszuil is omvangrijk, solide en goed georganiseerd. Maar het is een sterk afwijkend en geïsoleerd stukje

Nederland. Alleen al stijl, taalgebruik en door auteur en beoogd publiek kennelijk gedeelde vooronderstellingen zijn zo eigenaardig, dat het voor oningewijden haast ontoegankelijk moet zijn. Wat te denken van een schoolgeschiedenis uit een Zeeuws dorpje die als volgt begint: "Na de treurige doodslag, waardoor Abel door zijn broeder Kam van het leven werd beroofd, bracht ons aller moeder Eva haar derde zoon ter wereld, die zij Seth noemde. Deze Seth werd ook een zoon geboren en hij noemde zijn naam Enos" (p. 10). En betekent het niet een cultuurschok de volgende mededeling betreffende de kleuterschool in 1981 te lezen: "I.v.m. haar huwelijk kon, volgens de regels, juffrouw Segers geen hoofdleidster blijven" (p. 120). En is het niet onthullend te vernemen dat de financiële inspanningen voor het schoolbestuur in de begintijd zo uitzonderlijk groot moesten zijn, omdat de te bouwen school niet in aanmerking voor rijkssubsidie kwam, daar het bestuur op principiële gronden meende het gebouw niet te mogen verzekeren (p. 23)?

Wat heeft Nederland toch een pluraal en multicultureel onderwijsbestel! En wat is onderwijsgeschiedenis toch een aardig en belangwekkend terrein!

Johan Sturm

 Tine Visser, Tien Zeeuwse onderwijzers in de negentiende eeuw. Goes: De Koperen Tuin, 1997. 72 blz. f 19,90. ISBN 90‑7213878‑3.

 In 1995 verscheen een informatief proefschrift over de Vernieuwing van het lager onderwijs in Zeeland in de eerste helft van de negentiende eeuw van de hand van de bejaarde onderzoekster Tine Visser (vergelijk mijn bespreking in De School Anno 14, 2 (zomer 1996):16‑17). In dat geschrift wordt uitvoerig uit de doeken gedaan wat de revolutionaire onderwijswet van 1806 heeft uitgewerkt in zuidwest Nederland. Bij dat onderzoek is Visser gestoten op honderden onderwijzersfiguren. Het onderhavige boekje bevat een tiental uitgebreide portretten van dit soort praktijkpedagogen, deels gebaseerd op de dissertatie, deels op aanvullend onderzoek in regionale archieven en pers. De negen mannen en een vrouw krijgen ieder ongeveer zes pagina's aandacht. Het boekje is voorzien van ruim tien illustraties, waaronder foto's van hoofdpersonen en kopieën van archiefstukken. Het is fraai verzorgd door de Zeeuwse trots onder de uitgevers: De Koperen Tuin.

Wat de bundel zo aardig maakt, is dat niet alle verhalen succesverhalen van ijverige, toegewijde en studieuze schoolvossen zijn. Een van de tien bijvoorbeeld belandt in de gevangenis wegens kindermishandeling. Een ander moet voortijdig met ontslag wegens onzedelijke handelingen met vrouwen en leerlingen. Een ander moet een speciale rekenmeester naast zich dulden, omdat ze bij een examen ‑ hoewel ze in alle opzichten (waaronder Frans, Engels en "manier van onderwijs") "vrij goed" tot "goed" wordt bevonden ‑ in rekenen "gering" scoort (p. 54). Een ander wordt niet toegelaten tot het regionale onderwijzersgezelschap, waar men onderling aan na‑ en bijscholing doet, omdat hij hoofd van een orthodox‑gereformeerd afgescheiden schooltje is. Weer een ander moet op zevenenzeventigjarige leeftijd vervroegd met pensioen, omdat "zijn gehoor verdooft en zijn gezigt verduistert" en zijn schrijfvoorbeelden "met een zwavelstok" lijken te zijn vervaardigd (p. 14). Terzijde wordt gewag gemaakt van kwekelingen die "tot belooning en aanmoediging" van de plaatselijke schoolcommissie een maandelijkse beloning van wel 50 cent toucheren (p. 66). En we vernemen dat studiezin een Zierikzees onderwijzer noodlottig werd: "de meester was zoo geleerd dat hij naderhand zot is geworden" (p. 19). Het boekje levert een heerlijk uurtje aan wie geïnteresseerd is in Zeeuwse of in onderwijsgeschiedenis.

Ik ben het gelukkig in allebei.

Johan Sturm

Zakelijke info