Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

150304. Boekbespreking

PPM.J. de Wit Waar het visioen ontbreekt, verwildert het volk. 100 jaar katholiek opleidingsonderwijs in 's‑Hertogenbosch, 1895‑1995.Tilburg: Instituut voor Toegepast Historisch Onderzoek en Stichting Hoger Onderwijs Zuid‑Nederland, 1995. [136 blz]

 In een degelijk boekwerk met goed gekozen foto's wordt een eeuw opleidingsonderwijs in Noord‑Oost Brabant beschreven. Het omvat de geschiedenis van vier pedagogische 'pompstations', die afzonderlijk opleidden tot onderwijzer, onderwijzeres of kleuterleidster. Vanwege de wettelijke invoering van de Pedagogische Academie Basisonderwijs is dit kwartet vanaf 1 augustus 1984 als een ongedeelde opleiding samengevoegd. In een eeuw tijd hebben deze opleidingsinstituten gezamenlijk naar schatting ruim 7500 gediplomeerden afgeleverd.

De auteur heeft de specifieke ontwikkelingen op de opleidingsinstituten willen plaatsen in het kader van de politieke, sociale, en culturele ontwikkelingen. Daardoor is het voor een breder publiek interessant gemaakt en behoort het boek niet tot het genre van jubileumboeken die bol staan van ijdeltuiterij en het opkloppen van gevoelens van nostalgie bij direct betrokkenen.

Het katholieke aandeel in de 19de eeuwse politieke schoolstrijd komt in het eerste hoofdstuk genuanceerd aan de orde en eindigt met de financiële gelijkstelling in 1920 als groot kassucces. In daarop volgende hoofdstukken staan de lokale ontwikkelingen centraal, waarbij regelmatig teruggegrepen wordt op in het eerste hoofdstuk geschetste landelijke gebeurtenissen en tendensen. Hoofdstuk 2 staat in het teken van bekende taferelen over het dagelijkse kweekschoolleven en wordt gevolgd door een hoofdstuk over zowel veranderende didactische opvattingen als feitelijke ontwikkelingen binnen het kleuteronderwijs. In de hoofdstukken 4 en 5 wordt verduidelijkt hoe de verdamping van de katholieke vormingsdenkbeelden de weg vrij maakte voor een meer professionele invulling van het leraarschap. Duidelijk komt daarbij naar voren dat de fusering van de kindgerichte opleiding tot kleuterleidster met de vooral vak‑gerichte overige opleidingen niet zonder slag of stoot kon verlopen.

De slotbeschouwing met de zo fraaie titel "waar het visioen ontbreekt, verwildert het volk" stelt wat teleur. Duidelijk wordt gemaakt dat monoreligieuze vorming, dat wil zeggen met de katholieke geloofsleer voorop, naar de recente opleidingsvisie van dit instituut "een gepasseerd station" is. Afgesloten wordt met een wat verwilderd visioen over een aantal uitdagingen aan de opleiding, zoals de vraag naar flexibiliteit en differentiatie, marktgericht werken, vakoverstijgend aanbod en het 'leren leren'. Wat mij betreft had de auteur de beperkte (en deels ontbrekende?) opleidingsvisie van het huidige instituut wat kritischer tegen het licht mogen houden.

HdF

 L.M.M. Heruer e.a. (red.) Van griffel tot muis. 150 Jaar katholiek onderwijs in Leiden. Leiden: Stichting Katholiek Onderwijs Leiden 1996. [88blz1

 Het betreft hier een mooi, op flink formaat en met harde omslag uitgevoerd boekwerk. Het is typisch een jubileumboekje voor de eigen lokale groep, uitgegeven in een oplage van duizend exemplaren. Het meest interessant vind ik enkele minder gebruikelijke foto‑afdrukken: een leerling die voor straf op de gang staat, een leerling op het matje geroepen in de kamer van het hoofd der school en een foto van de 'Rijdende Typeschool van Zuid‑Holland'.

Het boek is gemaakt ter gelegenheid van het 150‑jarig bestaan van genoemde stichting, die het bestuurlijk gezag voert over alle onderwijs op katholieke grondslag in de gemeente Leiden. Daartoe behoren het Onderwijsbureau Hollands Midden, vier basisscholen, twee scholen voor speciaal onderwijs (LOM/MLK) en een gefuseerde scholengemeenschap met vier verschillende vestigingen.

In de inleiding wordt duidelijk gemaakt dat men tamelijk pretentieloos te werk is gegaan. De redactie beoogt geen geschiedenis van het katholiek onderwijs in Leiden te schrijven. Merkwaardig genoeg vindt men dat onnodig omdat de stichting nog springlevend en nog volop met de toekomst bezig is. Het levert inderdaad geen geschiedschrijving op maar bevat een tamelijk losse verzameling van berichten en regelementen uit de 'oude doos' (archiefstukken van de stichting) afgewisseld met anekdotes en persoonlijke ervaringen en observaties. Ofschoon vooral een thematische aanpak wordt gehanteerd, begint het eerste hoofdstuk met vermelding van de oprichting in 1846 van een 'Liefdegestigt voor de arme Roomskatholijcken' met de personele hulp van de Tilburgse Zusters van Liefde van Onze Lieve Vrouw Moeder van Barmhartigheid.

De titel "Van griffel tot muis" zet de lezer geheel op het verkeerde been; het is op geen enkele wijze typerend voor de inhoud van het boek. Het tweede deel van de titel past hoe dan ook beter.

HdF

 M.PJ. Biermans ‑ Van Dongen e.a. Instituut Geubbels, een jongenskostschool te Duiven, 1892 ‑ 1944. Een uitgave van de Historische Kring Duiven‑Groessen‑Loo 1997. [64 blz]

 Het thema'monumentale schoolgebouwen' dat het Landelijk Comité voor Open Monumentendag dit jaar had gekozen, vormde de aanleiding voor deze uitgave. De verschillende gebouwen van het voormalige kostschoolcomplex bestaan nog en zijn beeldbepalend voor het dorpsbeeld van Duiven.

Het eenvoudig uitgegeven boekje bevat in hoofdzaak persoonlijke herinneringen. Gesprekken zijn gevoerd met een oud‑onderwijzer, enkele oud‑leerlingen en personeelsleden uit de huishoudelijke dienst van het instituut. Het boekje besluit met een lijst van namen van alle jongens die tussen 1892 en 1944, voor korte of langere tijd, op deze particuliere school verbleven, in totaal zo'n 540 leerlingen. De ondertitel van dit boekje, "een bundel herinneringen", geeft de bescheiden opzet van de samenstellers aan. De uitgave vormt een fraaie aanvulling op het boek van de historicus Jos Perry Jongens op kostschool: het dagelijks leven op katholieke internaten (Utrecht 1991). .

De (fragmenten uit) interviews worden voorafgegaan door een beknopte geschiedenis van deze kostschool, "een internaat voor Roomsch‑Katholieke jongens uit de gegoede stand", die landelijke bekendheid genoot. Het instituut, genoemd naar de oprichter FM. Geubbels, was één van de weinige katholieke internaten in ons land die niet onder leiding van geestelijken stond. Tevens was het één van de duurste, ingericht voor een kleine groep van rijkeluiszoontjes die daar op een leeftijd van twaalf jaar of ouder arriveerden en op deze school werden voorbereid op een baan in de handel of voor het examen HBS of gymnasium.

De persoonlijke verhalen leveren samen een beeld op van het onderwijs en van de strenge regels die het dagelijks leven van de jongens dicteerden. De leraar relativeert fijntjes het niveau van het onderwijs en van de leerlingen, één van de leerlingen rilt nog wanneer hij terugdenkt aan een leraar die hij "rovenhoofdman" noemt, "omdat hij ons beroofd heeft van onze jeugd". De vroegere tuinman tekent haarscherp de sociale omgangsvormen en het onderscheid der standen in de binnenwereld van dit instituut, vooral met zijn verhaal uit de tijd dat hij er net kwam werken, negentien jaar oud. Hij verving aanvankelijk zijn zieke vader. De directeur noemde de leraren bij de achternaam, en, zo vertelt de tuinman, "vader werd met Roelofs [ook de achternaam ‑AJ] aangesproken, maar ik werd gefloten". Dat de jonge Roelofs tegen het gefluit protesteerde, laat zich raden: naar een hond kun je fluiten, "maar ik had gewoon een naam". Hendrik, en zo werd hij nadien ook aangesproken.

AJ

Zakelijke info