Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

140306. Boekbesprekingen

Jaap ter Linden, Anne de Vries, Dick Welsink (red.) A is een aapje; opstellen over ABC boeken van de vijftiende eeuw tot heden. Amsterdam 1995. ISBN 90‑214‑5004‑6.

 Als ik de bespreking van dit prachtige en uitnodigende (plaatjes)boek een titel moest geven, wist ik het wel: Hano's erfenis. Zeker toen ik eenmaal op bladzijde 114 was aanbeland met een paginagrote kleurenreproductie van de letters T en U uit A is een aapje. Met oorspronkelijke platen van PJ. van Geldrop (1907] ‑ daaruit stamt ook de verrukkelijke plaat op de omslag ‑ wist ik het zeker. Ik meende zelfs de gelaatstrekken te herkennen van het jongetje dat, met trommel en een van een krant gevouwen driesteek op, aan het hoofd van een stoet kinderen loopt. T is een trommel die tante mij schonk U is een uiltje dat zit op een tronk

Maar zo oud dat ik boekplaatjes uit 1907 kan herkennen, ben ik toch helemaal niet? Daarom ook Hano's erfenis. Die lag bij mijn oma die kindermeisje was geweest bij een rijke juweliersfamilie en die Hano, enig kind, eigenlijk heeft opgevoed. Toen ze zelf ging trouwen, kreeg ze wat 'spulletjes' van Hano mee en zo werd later mijn vader in zijn kleinburgerlijke omgeving 'literair' gevormd, aan de hand van de bijbel natuurlijk, maar ook aan de hand van Hano's erfenis: een verzameling kinderboeken uit een welgestelde burgerlijke familie in de late 19e, vroege 20ste eeuw. Daaronder bevond zich waarschijnlijk het eerder genoemde ABC‑boek. Mijn vader was als volwassene een grage en frequente citeerder in zijn dagelijks doen en laten en zo bevat mijn geheugen niet alleen bijbelteksten maar ook nog steeds talloze versregels als Een Jonker, jager in zijn hart, moest tot zijn smart, zijn have en erf verkopen, en al zijn bossen en kasteel geheel zien slechten en zien slopen

Pas in 1979 kwam ik er door Komrij's boeiende bloemlezing achter dat dit het gedicht De Kamerjacht van J. van Oosterwijk Bruyn (1794‑1874) was, wie dat ook moge wezen. En nu maakt A is een aapje me duidelijk dat ik van mijn logeerpartijtjes bij mijn oma en tante ook visuele herinneringen aan Hano's erfenis heb overgehouden. Mijn fascinatie voor de plaatjes in Ais een aapje moet daarmee te maken hebben. Naast fascinatie voel ik ook frustratie: hoe prachtig het boek ook is vorm gegeven voor de beeldredactie tekent Charlotte de Cloet ‑, de vele plaatjes die postzegelgroot in de marge staan afgedrukt, schaden mijn kijkgenot. Dat kan ik niet meer herstellen door de tentoonstellingen te bezoeken ter gelegenheid waarvan het boek verscheen: die zijn al lang gesloten.

Naast de ruim 130 afbeeldingen, waarvan ruim 50 in kleur, bevat het boek zeven opstellen over ABC‑boeken van de vijftiende eeuw tot heden. De tekstredactie heeft haar taak kennelijk met terughoudendheid uitgevoerd. Ze zag er geen been in het uitstekend leesbare en met verve opgetekende verhaal van Piet Buinsters over Traditie en vernieuwing; Nederlandse ABC‑boeken uit de achttiende eeuw te laten volgen door een dorre en bloedeloze opsomming ‑ letterlijk ‑ van John Landwehr onder de titel De grote sprong voorwaarts; het ABC‑boek voor kinderen in de negentiende eeuw. Ook overlap tussen de opstellen ‑ bijvoorbeeld over de geschiedenis van het aanvankelijk leesonderwijs ‑ kon de redactie niet deren.

Een uiterst merkwaardige bijdrage levert Rudolf Geel metA is een aapje dat tante ons schonk; van kinderalfabet tot het ABC van de onschuld. In zijn inleiding deelt hij mee dater zeer weinig bekend en te vinden is over de oorsprong van de tekst en zijn onbekende samensteller ‑'dichter' noemt Geel hem zelfs. Ook deelt hij mee dat er aan de tekst weinig te interpreteren valt. En dus speculeert/babbelt Geel er lustig op los. Ironiserend als in. "Misschien ging deze dichter ieder dag brood halen en was hij heimelijk verliefd op de winkeljuffrouw van de bakker, die Charlotte heette en van wie hij droomde dat hij met haar een kopje chocolade zou drinken." (blz. 99) Maar ook kennelijk serieus als hij de vraag tracht te beantwoorden waarom A een aapje is en niet bijvoorbeeld Aagje, een aak of een aal (blz. 101).

Het lijkt wel of de redactie zich op het standpunt van de bovenbuurman van de eerder opgevoerde Jonker heeft gesteld. De berooide Jonker komt terecht op een kamer met jachttaferelen op het behang geschilderd. Daardoor geïnspireerd gaat hij met schallende jachthoorn en blaffende hond rond de tafel jacht spelen, waarmee hij de rust van zijn bovenbuurman danig stoort. Van klager trekt hij zich niets aan, totdat het op een dag water gaat lekken door het plafond. Boven gekomen om zich te beklagen, vindt hij de buurman gezeten op de tafel, een hengel in de hand en omringd door water. Die roept hem toe:

Elk doe hier vrij 't geen hem behaagt: Gij jaagt, laat me onverhinderd vissen.

Dat mijn vader als opvoeder dit liberaalburgerlijke, 19e eeuwse kinderboekenstandpunt huldigde, daarvoor ben ik hem nog steeds dankbaar. Een redactie zou de teugels echter wat strakker kunnen aanhalen. Desalniettemin: het kijkgenot doet leesverdriet snel vergeten.

Jan Sturm 

Zakelijke info