Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

120409. Boekbespreking

 W.J. Pouwelse, Haar verstand dienstbaar aan het hart. Middelbaar onderwijs voor meisjes, debatten, acties en beleid 1860‑1917 Uitgeverij Het Spinhuis, Amsterdam 1993.

Toen Mienette Storm‑van der Chijs in 1865 een lezing hield waarin zij pleitte voor meer en beter meisjesonderwijs, werd zij bekogeld met rot fruit. Journalisten dreven in de krant de spot met haar, en ook op volgende lezingen werd ze uitgejouwd. Storm was een pionierster. Samen met Elise van Calcar was ze de eerste Nederlandse vrouw die in het openbaar trad om bekendheid te geven aan haar streven: verbetering en uitbreiding van het meisjesonderwijs met het oog op de zelfstandigheid van vrouwen. De wijze waarop haar ideeën werden ontvangen, symboliseert de geschiedenis van het middelbaar onderwijs voor meisjes tot 1917. Het was een geschiedenis van strijd. De toegang tot de middelbare school moest, zeker tot 1905, werkelijk worden bevochten.

Haar verstand dienstbaar aan het hart,

heet het proefschrift dat Mieneke Pouwelse over deze geschiedenis heeft geschreven. Het is een helder verhaal geworden, dat uit twee delen bestaat. In het eerste deel staat de periode van 1860= 1887, in het tweede de periode 1888‑1917 centraal. Op basis van een grote hoeveelheid bronnenmateriaal geeft de schrijfster een overzicht van acties, discussies, en overheidsbeleid met betrekking tot het meisjesonderwijs. Tenslotte bekijkt ze de ontwikkeling van de deelname van meisjes aan het middelbaar onderwijs.

Pouwelse laat zien dat de ideeën over meisjesonderwijs vooral in de eerste periode nauw samenhingen met de visie die men in de loop van de tijd had op 'de vrouw' en 'het vrouwelijke'. Tot 1870 was een traditioneel vrouwbeeld dominant. De ideale levensvervulling van de vrouw lag in het moederschap Maar in de loop van de jaren zeventig moest dit beeld plaatsmaken voor een meer liberale visie, die individuele ontplooiing voor meisjes toestond, bijvoorbeeld door het leren van een vrouwelijk beroep als onderwijzeres. Vanuit dit gedachtengoed werd de strijd voor een verbetering van het meisjesonderwijs ingezet door vrouwenorganisaties, vakverenigingen van leraren en vooral de ouders Vanaf de jaren zeventig tot aan 1903 moesten tientallen vaders voor hun dochters aparte toestemming vragen voor de toelating tot de HBS. Die procedure nam vaak veel tijd en moeite in beslag. Wanneer het om een rijks HBS ging dan moest de toestemming van de Minister van Binnenlandse zaken komen. Wanneer er in de stad van de betreffende Rijks HBS een MMS aanwezig was, luidde zijn antwoord negatief.

Veel aandacht besteedt Pouwelse aan de samenhang tussen het denken over meisjesonderwijs en de opvattingen over coëducatie. Daar komt een opmerkelijk inzicht uit naar voren, vooral waar het gaat om de periode vanaf 1898. Tot aan die tijd bestond er binnen de wereld van voorstanders voor melsjesonderwijs vrij ruime overeenstemming dat jongens en meisjes samen het zelfde onderwijs konden volgen. Rond de eeuwwisseling zette zich in het pedagogisch en psychologisch denken een kentering in. Op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten werd de vrouw een essentieel andere aard toebedacht dan de man. Een invloedrijk psycholoog als G. Heymans, bekende pedagogen als Ida Heyermans en A.J. Schreuder, feministen als A. Wijnandt Francken Dyserinck toonden zich expliciete voorstanders van apart onderwijs voor jongens en meisjes.,De brede pedagogische kritiek op de coëducatie kreeg echter nauwelijks vat op de praktijk. De emancipatie‑gedachte bleek sterker. Vanaf 1905, toen het toelatingsbeleid voor de HBS werd versoepeld, groeide de toestroom van meisjes naar dit schooltype enorm. En MMS‑en waren er vanaf 1885 nauwelijks bijgekomen.

Waarom die praktijk van het meisjesonderwijs door toeloop naar de HBS veranderde, verklaart Pouwelse vooral vanuit de politiek van de schoolstrijd. De vraag waarom de pedagogische denkbeelden over meisjesonderwijs rond 1900 zo'n grote omslag maakten, wordt niet meer gesteld. Binnen het kader van dit informatierijke boek is dat zeker geen bezwaar. Voor de lezers die breder zijn geïnteresseerd in opvoeding en onderwijs rond de eeuwwisseling is het jammer. Want in meer publicaties komt men een beschrijving van diezelfde omslag tegen. En weinigen hebben daar tot nog toe een verhelderend inzicht in gegeven.

Barbara de Jong

 120410. Signalementen

 Hélène Vossen, Mater Amabilis en Pater Fortis onder vuur. Van katholieke levensscholen naar vormingswerk 1947‑1974. Amsterdam: SUA, 1994. ISBN 90‑6222274‑9.

In juni 1994 promoveerde historica Hélène Vossen aan de Universiteit van Amsterdam op dit proefschrift van ruim 300 pagina's. De eerste 2 hoofdstukken handelen over de opvoedkundige zorg voorde massajeugd', hier gaat het om de katholieke (fabrieks)meisjes en jongens, geplaatst in het kader van de maatschappelijke ontwikkelingen van na de Tweede Wereldoorlog. In deze levensscholen, de Mater Amabilisschool voor meisjes en de Pater Fortisschool voor jongens, werd de niet meer (volledig) leerplichtige katholieke jeugd van 14 jaar en ouder opgevangen om hen op 'het leven' voor te bereiden. De invoering van de Mammoetwet in 1968 en de meer naar buiten tredende ontzuiling zaagden de poten onder de stoel van deze naar sekse gescheiden scholen vandaan. Wat de levensscholen overbleef was fusering met algemene vormingsinstituten. Nieuwe coëducatieve instellingen kwamen er voor in de plaats onder de noemer van Vormingswerk voor Werkende Jongeren en voor Jong Volwassenen.

Tot de cruciale onderdelen van het programma van de levensscholen behoorden sekse, seks, kuisheid en zedelijkheid. Genoemde thema's vervulden een voorname rol in het sturen en begeleiden van de jongens en meisjes in hun ontwikkeling tot jong volwassene. In een drietal hoofdstukken komen de algemeen christelijke idealen aangaande deze thema's aan bod en wordt nagegaan hoe dergelijke idealen vorm en inhoud kregen in deze katholieke levensscholen. In een slothoofdstuk worden conclusies getrokken betreffende de samenhang tussen diverse interne en externe factoren die bepalend zijn geweest voor de opvattingen over en de praktijk van de levensscholen.

HdF

 The childrens's world of learning 14801880. Catalogue 100, deel 1. Antiquariaat FORUM Utrecht. 1994. Prijs f. 50,‑.

 Op 28 februari 1984 werd te Londen bij Sotheby's het eerste deel van de Collectie Van Veen geveild. Het tweede en derde deel ervan volgden op resp, 25 juni en 28 november 1984 in de Amsterdamse vestiging. Het Utrechtse antiquariaat Forum slaagde erin een aanmerkelijk deel van de verzameling kinderboeken en juvenalia van wijlen Mr. C.F. van Veen in te kopen. Volgens de inleiding in catalogus 100 van deze firma werd in de afgelopen 10 jaar veel tijd en deskundigheid geïnvesteerd in het verder bijeenbrengen van Franse, Duitse en Engelse boeken uit de 18de en aanvang 19de eeuw om een beter overzicht te kunnen bieden van de groeiende belangstelling voor pedagogische denkbeelden uit die tijd. In totaal zullen ongeveer 3500 nummers worden aangeboden, verdeeld over zeven of acht deelcatalogi, allen in de Engelse taal beschreven. Een ambitieus karwei dat de hoogste verwachtingen wekt. Niet ten onrechte: het voor mij liggende deel is zonder twijfel de mooist vormgegeven catalogus uit de Nederlandse kinderboekengeschiedenis. In groot formaat uitgegeven, gebonden in een smaakvol gekleurde omslag is dit werk een lust voor het oog, terwijl de 114 pagina's, met 529 zeer uitvoerig beschreven nummers, verfraaid met talloze gekleurde en zwart‑wit illustraties een nog niet overtroffen bron van informatie leveren. Als voorbeeld van zo'n beschrijving citeer ik nr. 12 in zijn geheel:

 A/B/C BOEK, NIEUW GROOT‑. Zeer bekwaam voor de jonge kinderen te leeren. Zutphen. W.C. Wansteven (c. 1860). Sm. 8 vo. With wondcut of a classroom on fitte, and large wondcut of a cock, printed in red, on verso fitte. (16) pp.

Reprint of the Zutphen edition of ca. 1830, for the benefit of hawkers, for sale at the Fairs etc. in the Eastern Aarts of the Netherlands. See the description of the original edition above. A large number of the remáining stock, partly stilt in sheets, again came onto the market in about 1900. Fine copy, folded sheet, uncut.

KLKL 74; not in NUC, for survey of other editions of the 'Haneboek' with a red printed cock, published by De Lange at Deventer, see note at the end of this catalogue.

En inderdaad, op bladzijde 112 van de catalogus tref ik een lijst van Haneboeken aan, uitgegeven door de firma De Lange te Deventer, overgenomen uit een bewaard gebleven handschrift. Dit willekeurig gekozen voorbeeld geeft aan hoe uiterst nauwkeurig de samensteller heeft gehandeld.

Mijn slotconclusie is dan ook, dat deze catalogus is uitgegroeid tot een onmisbaar handboek voor allen die geïnteresseerd zijn in kinder‑ jeugd‑ en schoolboeken uit de 18de en begin 19de eeuw. Toch veroorloof ik me nog een opmerking. De prijzen genoemd in de los bijgevoegde Price List zijn kennelijk gericht op de internationale markt, en dientengevolge enorm hoog. Wordt dit een trend voor de toe, komst?

FJ. Huiskamp

Zakelijke info