Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

110307. boekbespreking

110307b. De dagboeken van P.N. Panken, 18191904. Memorieboek van een Brabantse schoolmeester, eerste band: 1819‑1858. Kempen Uitgevers, Eindhoven/Hapert, 1993. ISBN 90‑74271‑14‑6 (138 blz).

Onlangs verscheen het eerste deel van de dagboeken van Peter Norbertus Panken, beter bekend als "Mister" of "Meester" Panken, een 19e eeuwse katholieke schoolmeester van het Brabantse Kempenland. Het geslacht Panken behoorde vanoudsher tot vooraanstaande kringen van katholieke bestuurders en ondernemers. Zijn vader Johannes Baptista Panken, die belastingontvanger en volgens de Schout van het plaatsje Duizel een "hoogst verdienstelijke onderwijzer" was, overleed toen Peter nauwelijks vier jaar oud was. Oom Theodorus Ignatius Panken volgde na enige tijd zijn vader op als belastingontvanger, kostschoolhouder en onderwijzer te Duizel. De jonge P.N. Panken leerde bij zij oom als "kostleerling" de kneepjes van het schoolmeestervak en kreeg in 1840 een tijdelijke aanstelling als schoolmeester aan de school te Westerhoven, waarmee hij in de voetsporen trad van zijn vader. Maar zijn levensloop nam na 22 jaar een andere wending doordat hij het schoolmeestersvak voor gezien hield. Aan zijn ontslag als schoolmeester ging een jarenlange onenigheid vooraf met het gemeentebestuur van Westerhoven over de hoogte van zijn salaris en de bekostiging van de schoolmeesterswoning. Ook speelde hierin een rol dat de leden van de plaatselijke schoolcommissie veel kritiek hadden op het onderwijs van meester Panken. I n 1859 werd gerapporteerd dat vooral het schrijf‑en rekenonderwijs onder de maat was en aan zijn ijver zou ook het een en ander mankeren. Maar meester Panken had nog meer te doen en was, zoals in die tijd niet ongebruikelijk, behalve schoolmeester bovendien klokkeluider, belastingontvrager, postkantoorhouder, postbode en verzekeringsagent.

Vanaf 1838 maakte meester Panken aantekeningen over zijn lotgevallen en waarnemingen ten behoeve van zijn zogenaamd "Memorieboek, waarin bijna alle soorten van zaken voorkomen, welke op mij betrekking hebben". Over de wrijvingen met het gemeentebestuur en zijn ontslag is hij weinig mededeelzaam. Het schoolmeesterswerk interesseerde Panken waarschijnlijk ook niet werkelijk; over zijn manier van lesgeven en omgang met de kinderen komen we vrijwel niets te weten. Hij heeft meer oog voor omstandigheden en personen waarmee hij tijdens zijn vele wandelingen in aanraking komt. Zijn interesse blijkt vooral te liggen op het vlak van lokale archeologie, volkskunde en historie. hij onderhoudt tevens contact met vele kerkelijke en bestuurlijke notabelen uit de streek. Zijn beschrijvingen van onderwijsaangelegenheiden betreffen overwegend contacten met collega's buiten de school en met name zijn bezoeken aan de vergadering der schoolonderwijzers. Meestal wordt volstaan met een vermelding van het besproken hoofdonderwerp en het aantal aanwezigen waarna wat meer aandacht uitgaat naar de verdere entourage: "(...) De vergadering werd door den schoolopziener als voorzitter, in het raadhuis, dat daartoe zeer geschikt in gereedheid was gebragt, geopend waarin de verhevene roeping van den onderwijzerstand werd besproken en de takken (bedoeld wordt' vakken.hdf) die op onze scholen onderwezen behooren te worden, werden uiteengezet (...) Ten ruim half 2 werd de vergadering gesloten, wanneer wij ons van het raadhuis naar de woning van dew. J. van Moll, in welke groote kamer wij onze maandelijksche bijeenkomst houden, begeven, ten einde ons ten 2 ure aan een welvoorziene maaltijd te zetten, waarbij het noch aan feestdranken noch aan gezang of muzijk ‑ want de Heer Schoolopziener speelde nu en dan bas en viool ‑ noch aan dichterlijke ontboezemingen enz. ontbrak (...)" (p. 123)

Meester Panken, die altijd vrijgezel is gebleven en vrijwel altijd als kostganger inwonend was bij anderen, wierp zich na zijn ontslag als schoolmeester in 1863 volledig op het onderzoeken van zijn directe omgeving. Zijn actieradius reikte doorgaans niet veel verder dan een omtrek van een kleine 15 kilometer met als hoofdplaatsen Duizel, Bergeijk en Westerhoven. Meer dan 25 schriftjes heeft Panken volgeschreven waarvan hij later nog een meer samenvattende versie heeft gemaakt. Aan zijn gedrevenheid om zijn levenservaringen vast te leggen kwam zelfs op zijn sterfbed nog geen einde. Zijn laatste berichten werden voor hem vastgelegd door degene die hem tot zijn dood heeft verzorgd. Dit eerste deel bevat de tekst van de eerste 367 bladzijden uit de meer dan 2500 handgeschreven pagina's waaruit de dagboeken van meester Panken in originele vorm bestaan. Na een korte inleiding over de persoon Panken volgt over de jaren 1819 tot 1858 de originele autobiografisch tekst van meester Panken: "Een Dagboek van door hem bijgewoonde, onderzochte, op hem toepasselijke en met hem (zijdelingsche of rechtstreeksche) in verband staande zaken of gebeurtenissen, alsmede geschiedenissen, oudheden en andere bijzonderheden van allerlei aard".

Blijkens de inleidende tekst van antropoloog P. Meurkens, waarin vooral de biografische kant van Panken wordt toegelicht, ligt het in de bedoeling om nog meer delen te doen verschijnen. Daarin zullen de uiteenlopende bevindingen die meester Panken aan het papier heeft toevertrouwd op thematische wijze worden belicht. Slechts enkele globale onderwerpen worden gesuggereerd zoals de specifieke belangstelling en fascinaties van meester Panken en de literaire betekenis van zijn werk. Om hoeveel delen het uiteindelijk gaat en wat daarvan de inhoud zal zijn blijft verder ongewis. Ik vind het een gemis dat een degelijke inleiding ontbreekt omtrent de initiatiefnemers en het doel en de werkwijze die men met het totale project voorheeft.

Me beperkend tot het eerste deel vind ik de betekenis van dit memorieboek van een Brabantse schoolmeester onderwijshistorisch gezien van beperkte waarde. Over zijn eigen ervaringen als actieve schoolmeester en zijn onderwijspraktijk komen we niet veel

te weten. Af en toe vernemen we iets over de bezoeken aan onderwijsgezelschappen en toevallige contacten met schoolmeesters. Wanneer in een vervolgdeel de aandacht uitgaat naar zijn levenswandel na 1858 zal het onderwijs naar verwachting nog beduidend minder aan bod komen, aangezien hij vanaf 1863 als schoolmeester 'in ruste' was. Niettemin geeft het een interessant inzicht in het wereldbeeld en het levensgevoel van een 19e eeuwse Kempenlander.

Hans de Frankrijker

Zakelijke info