Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

110205. Boekbesprekingen

 G.C. Groenleer e.a., Een dure plicht. 125 jaar christelijk onderwijs in Zierikzee. Zierikzee, Vereniging ter bevordering van Christelijk Schoolonderwijs in Zierikzee, 1992. ISBN 90‑9005322‑0.

Een geliefd onderwerp in de regionale en lokale geschiedenisbeoefening is de geschiedenis van het plaatselijk onderwijs. De laatste jaren hebben tal van dit soort geschriften het licht gezien, veelal naar aanleiding van een of ander jubileum. Het onderhavige werkje is een voorbeeld hiervan, en in ieder geval qua vormgeving (dankzij de steun van het Zeeuwse Anjerfonds) een mooi voorbeeld. Het boekje is duurzaam, keurig verzorgd en riant geďllustreerd.

Afgezien van in‑ en uitleidingen en enkele bijlagen (naamlijsten van bestuurders met hun kerkelijke herkomst en van onderwijzend personeel), bevat deze publikatie vier opstellen van uiteenlopende kwaliteit. J.C. van Beveren, jarenlang administrateur vandejubilerendevereniging voor christelijk (lees calvinistisch) schoolonderwijs te Zierikzee, bespreekt momenten uit de geschiedenis van deze vereniging. Zijn bijdrage maakt een amateuristische indruk, wat natuurlijk in het genre gedenkboeken niet als doodzonde beschouwd kan worden. Maar een belangstellende van buiten de regio heeft weinig aan een dergelijke kroniek. Hij wordt getrakteerd op een serie belangrijke en onbelangrijke evenementen, zonder samenhang en niet zelden zonder kop of staart. De auteur verschaft geen inzicht in de redenen van de selectie van door hem beschreven gebeurtenissen, noch onderneemt hij pogingen om een en ander in een breder (onderwijs)historisch verband te plaatsen.

Het tweede hoofdstuk, van de hand van adjunct‑streekarchivaris en bestuurslid van de genoemde vereniging drs. G.C. Groenleer, behandelt de geschiedenis van het christelijk lager onderwijs in Zierikzee. Groenleer heeft een goede hand van schrijven en hij laat de lezer bovendien meeprofiteren van zijn kennis van de bredere geschiedenis. Waar Groenleer in details treedt is dat steeds functioneel. Zo volgt hij een interessante pennestrijd in de plaatselijke krant van 1872 tussen de hoofden van de openbare en de bijzondere lagere scholen, die een fraai kijkje verschaft op de vorm die de nationale schoolstrijd plaatselijk aannam. De auteur levert bijvoorbeeld ook geslaagde miniportretjes van opmerkelijke voortrekkers van het Zierikzeese christelijk onderwijs. En hij besteedt ruim aandacht aan de sociale positie van de onderwijzer.

Een tweede professionele en onderhoudende auteur, de streekarchivaris H. Uil, heeft het christelijk bewaar‑ en kleuterschoolwezen ter plaatse voor zijn rekening genomen. Net als in de overige bijdragen treffen we ook hier voornamelijk aandacht voor bestuurlijke besognes, gegevens over bestuurders en onderwijzers, en details betreffende financiën en gebouwen. Waar Uil de loffelijke poging doet ook wat zicht te bieden op het schoolgebeuren zelf, blijkt hij helaas niet over bruikbaar bronmateriaal te beschikken. Dit verleidt hem dan tot twijfelachtige speculaties. Als we Uil moeten geloven, liet de gereformeerde bewaarschool te Zierikzee zich reeds rond 1870 inspireren door de ideeën en materialen van Fröbel, terwijl bekend kan zijn dat dames‑propagandisten voor kindertuin en fröbelen als Van Calcar‑Schiotling tot in de twintigste eeuw maar weinig weerklank vonden, zelfs in meer moderne kringen.

Het vierde opstel, door historicus en bestuurslid van de vereniging drs. P.F. Vleugel, bespreekt de derde schoolsoort: het voortgezet onderwijs. Dit hoofdstuk draagt te sterk de sporen van het persoonlijk verdriet van de auteur over het feit dat juist het jubileumjaar het einde van het christelijk voortgezet onderwijs in Zierikzee heeft gebracht. De ontsluiting van Zeeland, de toegenomen mobiliteit, en de op schaalvergroting gerichte onderwijspolitiek hebben de deuren gesloten van de bijzondere scholengemeenschap voor m.a.v.o. en I.h.n.o., die haar wortels had in het schuchter begin van het christelijk uJ.o. op Schouwen‑Duiveland rond 1930. Bij het lezen van dit vierde artikel komt een probleem van de opzet van dit boekje (de geschiedenis viermaal chronologisch rond vier onderwerpen gevolgd) openbaar, als de lezer voor de vierde maal ingelicht wordt over bijvoorbeeld de gevolgen van bezetting of watersnoodramp voor de betreffende scholen. De vele herhalingen in het boekje storen.

In de uitleiding doet voormalig secretaris van de vereniging en auteur van een eerdere jubileumuitgave bij het 100jarig bestaan, T.C. Hekman, een gepassioneerde oproep om toch in de toekomst de eigen indentiteit van het christelijk onderwijs niet te verwaarlozen, op straffe van het verdwijnen van het bijzonder onderwijs. Dit doet merkwaardig aan omdat in het boekje verder eigenlijk nauwelijks aandacht wordt besteed aan de vraag wat het Zierikzeese christelijk onderwijs in de afgelopen 125 jaar eigenlijk onderscheidde van het openbaar onderwijs. Afgezien van tal van curieuze conflicten en competentiekwesties rond de kerkelijke herkomst van bestuursleden en onderwijzend personeel, van enkele details zoals het verzet tegen bezoeken van Sinterklaas aan de scholen, en van een incidentele opmerking van bijvoorbeeld Uil, komen we bitter weinig te weten over wat dit christelijk onderwijs nu zo bijzonder maakte. Meer aandacht voor de onderwijsinhoudelijke kant van de geschiedenis had dit bezwaar misschien ondervangen, en had de hartekreet van Hekman mogelijk minder hol doen klinken.

Johan C. Sturm

 

Zakelijke info