90404. Boekbesprekingen
Horst Schiffler, Rolf Winkeler Bilderwelten der
Erziehung. Die Schule im Bild des 19. Jahrhunderts. Juventa Verslag, Weinheim
und München 1991. DM 49,80. ISBN 3 7799 0804 2.
Glanzend papier, een groot formaat, prachtige kleurendruk
en weinig tekst zijn de voornaamste ingrediënten van plaatjesboeken die vooral
kijkboek willen zijn. 8ilderwelten der Erziehung is een plaatlesboek van een
ander soort. Afbeeldingen vormen de hoofdmoot en de kern van het boek, maar vlot
doorbladeren is er niet bij. Dit is een fraai uitgegeven, gebonden boekwerk
waarin plaatles serieus worden genomen. Misschien is dat de reden dat de
illustraties eenvoudig in zwart‑wit zijn afgedrukt. De auteurs presenteren alle
mogelijke 19de eeuwse afbeeldingen over zaken die zich in en rond school
afspelen, bespreken dit uitgekiend en stellen zich daarbij voortdurend de vraag
naar wat dit beeldmateriaal te vertellen heeft. Niet een kunsthistorische
belangstelling richt hun blik, maar een onderwijshistorische: wat valt er op de
afbeeldingen te ontdekken over onderwijs en opvoeding in de 19de eeuw?
Onderwijswetenschappers zijn gewend om met geschreven
bronnen om te gaan, schrijven de auteurs in het eerste hoofdstuk. Dat daarnaast
afbeeldingen van de werkelijkheid en concrete voorwerpen ook een bron van kennis
over school en onderwijzen vormen, is tot nu toe onvoldoende onderkend. De
opkomst van schoolmusea in diverse landen de laatste jaren is slechts één
aanwijzing dat daarin verandering begint te komen.
Schiffleren Winkeler benutten voordit boek zo'n 300
afbeeldingen uit het Duitse taalgebied, een selectie uit een verzameling van
meer dan 1000 stuks die voor een klein deel reeds eerder is gepubliceerd. Een
groot deel van deze selectie is afkomstig uit particuliere verzamelingen, zo
vermeldt een bijlage. Karikaturen en foto's bleven buiten be
schouwing, al het andere dat afbeelding mag heten, kwam in
principe in aanmerking, van schilderij tot je reinste kitsch. De vorige eeuw is
gekozen omdat de ontwikkeling van het onderwijs daar zelf aanleiding toe lijkt
te geven, de school gaat in de loop van de eeuw voor steeds meer mensen een rol
spelen. Maar ook rond de afbeeldingen zelf zijn in die tijd veranderingen op
til. Opdrachtgevers uit de hogere kringen en de geestelijkheid raken op de
achtergrond, kunstenaars gaan meer en meer voor een 'vrije kunstmarkt'
produceren. De keuze van hun onderwerpen is daardoor voortaan minder gebonden,
er ontstaat ruimte voor eigen vormgeving maar evenzogoed een hang naar de smaak
van het grote publiek. Traditionele onderwerpen, ‑godsdienstige en idealistische
thema's‑ schuiven enigszins terzijde om plaatste maken voor het gewone
alledaagse. Nieuwe druk‑ en reproduktietechnieken leiden tot steeds grotere
oplagen, pas aan het eind van de eeuw gaat de fotografie de prenten verdringen.
Waar gaan al die schoolprenten over? Door wie zijn ze
gemaakt? En voor wie waren ze bestemd? Wat is bekend over de oplage en de
verspreiding? Hoe getrouw is het beeld van de werkelijkheid dat ons wordt
voorgehouden? Een onderzoek naar wat afbeeldingen van de werkelijkheid ons te
vertellen hebben, is tegelijk een onderzoek naar de maker en de koper. En ook
naar de uitgever: geïllustreerde (pedagogische) tijdschriften bijvoorbeeld waren
zeer selectief in hun onderwerpskeuze omdat zij vooral de vooruitgang in de
school wilden demonstreren. De auteurs wijzen er verder op dat toonaangevende
kunstenaars zich niet of hoogst zelden met het onderwerp school hebben
ingelaten. Broodschilders, gespitst op de wensen van uitgevers en publiek,
eigenden zich het thema toe; aan hun artistieke kwaliteit en hun produktie is
dat af te lezen. Dat maakt dan begrijpelijk waarom veel
zaken, in vergelijking met hun werkelijke betekenis, zijn
ondervertegenwoordigd: een prent van een armenschool was niet in trek, een
idyllisch tafereel bij de dorpsschool daarentegen viel goed in de smaak.
De afbeeldingen in het boekzijn systematisch geordend naar
40 thema's die zijn gegroepeerd binnen acht hoofdonderwerpen, zoals 'voor en na
schooltijd', 'gedrag van leerlingen','school en thuis', 'scholen en hun
leerlingen'. Een inleiding gaat aan elk thema vooraf en de afbeeldingen gaan
stuk voor stuk van commentaar vergezeld: onder meer met bijzonderheden over wat
direct waarneembaar is op de afbeelding (kleding, toerusting, bezigheden,..),
aanwijzingen
over achterliggende, tijdgebonden ideeen (de beroepsrol van
de onderwijzer, standenonderwijs,...) en culturele ontwikkelingen,
autobiografische fragmenten, citaten uit reglementen of pedagogische
handleidingen. Commentaar ook op wat niet te zien is bij een aantal onderwerpen:
meisjes bijvoorbeeld.
Telkens vind ik weer wat nieuws wanneer ik in dit boek ga
lezen. Je moet er voor gaan zitten, het is het waard om aandachtig te
bestuderen, met de loep in de hand. Onderwijsgeschiedenis als beeldverhaal. Ook
voor ons eigen land zou een dergelijk boek gemaakt mogen worden. Schitterend.
Agnes Jonker
Pieter Steinz, Meneer Van Dale Wacht Op Antwoord en
andere schoolse rijtjes van vroeger, Prometheus Amsterdam 1991
Met het verschijnen van Meneer Van Dale... krijgt Teleac
ongevraagd een oefenboekje in de schoot geworpen voor de geheugencursus die
radio en televisie dit najaar uitzenden. Toegegeven, het boekje mist elk
praktisch nut voor de alledaagse vergeetachtigheid, maar het blijft een sterk
staaltje van mnemotechniek: Steinz verzamelde een groot aantal voorbeelden van
schoolrijtjes, de geheugensteuntjes van het onderwijs uit vroeger dagen. Handige
hulpmiddelen om schoolse kost in je hoofd te stampen en van buiten te leren. En
ze dreunden gelukkig nog na in de hoofden van de mensen die Steinz aan zijn
verzameling hebben geholpen, mensen van gevorderde leeftijd veelal.
"Schoolrijtjes horen bij de tijd van de kroontjespen en de lsingsplaat, toen het
onderwijs nog ouderwets klassikaal was en schoolboeken schaars. Ze zijn
onlosmakelijk verbonden met de aanwijsstok van de juf en de blinde kaart van de
meester", zo schrijft Steinz in het inleidende hoofdstuk.
Met het heengaan van mensen, verdwijnen hun verhalen van
voorbije jaren. Daaronder zijn verhalen over hoe het vroeger toeging in de klas.
Opschrijven dus nu het nog kan, zo heeft Steinz op tijd bedacht. Hij heeft in
dit boekje zo'n honderdvijftig rijtjes verzameld, overzichtelijk ingedeeld naar
schoolvakken, en op niet‑schoolse wijze gepresenteerd. Bijzonder leuk om te
lezen, hardop te lezen welteverstaan. Soms lijken het raadseltjes, of het nu
gaat om aardrijkskunde, natuurlijke historie, godsdienst of een ander vak: wat
te denken van Mijn Vader At Meestal Spruitjes Uit Nieuwe Pekela en van JaJa JuJu
JoSi / AnFi BarMa ToSi?
Ritme, rijmen code zijn de sleutels tot het succes van
schoolrijtjes. Een enkel rijtje werd zelfs gezongen, mogelijk minder welluidend
als de melodieuze samenzang van cabaretgroep Don Quishocking later ‑in het
nostalgische De
ouwe school‑ maar het is blijven hangen. Vooral in het
lager onderwijs heeft de rijtjescultuur gebloeid ‑gewoed, brommen andere zinnen‑
maar ook op de middelbare school klonken ze op in het klaslokaal. De titel van
het boek is daar zelf een voorbeeld van. Meneer Van Dale...is het bekende
ezelsbruggetje voor de volgorde van rekenkundige bewerkingen: machtsverheffen,
vermenigvuldigen, delen, worteltrekken, optellen en aftrekken. Mijn favoriete
rijmpje kreupel overgeleverd op blz. 17‑ bereikt bij Steinz slechts de status
van 'handigheidje': de volledige versie kan hem op andere gedachten brengen. In
mijn kinderjaren bleek het heel bruikbaar en later uiteraard bij het leren van
de Franse taal. Hier komt het: c voor u, voor o, voor a
spreekt men uit als k maar voor i, y en e blijft de c
altijd een c.
Agnes Jonker
Mirjam Cornelis en Anja van Oostrom.
Vrouwen, een vergeten geschiedenis in de schoolboeken. Een
analyse van de huidige praktijk in dertig schoolboeken en aanbevelingen voor de
toekomst. Utrecht: Wetenschapswinkel Letteren, Rijksuniversiteit Leiden, 1990.
(ISBN 90‑72409‑08‑6)
Sinds jaren wordt gewezen op de tekortkomingen van
schoolboeken aangaande de aandacht en waardering voor het leven en de
maatschappelijke rol van vrouwen. Het tempo waarin schoolboeken veranderd
worden, ligt doorgaans laag en inhoudelijk blijft de verandering meestal
beperkt. Zo hebben Cornelis en Van Oostrom onlangs duidelijk gemaakt dat de zes
meestgebruikte geschiedenismethoden voor LBO, MAVO, HAVO en VWO bepaald niet de
indruk wekken dat vrouwen veel hebben bijgedragen aan het voortbestaan en de
ontwikkeling van mens en samenleving.
Wát in de schoolboeken wordt geschreven over de bijdrage
van vrouwen aan het maken van de geschiedenis is niet zozeer feitelijk onjuist
maar er wordt wel zeer selectief en onvolledige informatie verstrekt. De vaak
onbewust vooringenomen manier van kijken naar heden en verleden is een
belangrijke oorzaak voor het ontstaan van 'blinde vlekken' in de
geschiedschrijving. Niet alleen de rol en de positie van vrouwen, maar ook die
van 'de gewone man', de econhmisch zwakke en politiek onderworpen groepen,
vielen en vallen tot dusver nog maar al te vaak buiten het blikveld van
geschiedschrijvers en ook van schoolboekenschrijvers.
Cornelis en Van Oostrom voerden, op verzoek van de
Vereniging van Vrouwenstudies, bij de Wetenschapswinkel Letteren van de
Rijksuniversiteit Utrecht een onderzoek uit naar de mogelijkheden om
vrouwengeschiedenis in het Voortgezet‑ en Volwassenenonderwijs in te passen. Ze
maakten een inhoudsanalyse van de geschiedenismethoden Kijk op de tijd en
Sprekend Verleden. Daarnaast zijn ze nagegaan hoe in zes geschiedenismethoden de
onderwerpen: de Verlichting, de Franse Revolutie en de Nederlandse Koloniën
worden behandeld. Met veel citaten wordt duidelijk gemaakt dat vrouwen vaak
onzichtbaar blijven en voor zover ze wel aan bod komen veelal een onbetekenende
rol krijgen toebedeeld.
Bedoeling was om naar aanleiding van deze inhoudsanalyse
concrete suggesties en aanbevelingen te doen hoe vrouwengeschiedenis
geïntegreerd op te nemen in het gangbare geschiedenisonderwijs. In het woord
vooraf richten de auteurs zich met name tot docenten op scholen voor Voortgezet‑
en Volwassenenonderwijs, lerarenopleidingen, schoolboekauteurs en redacteuren
van educatieve uitgeverijen. Dát er het een en ander mankeert aan de
geschiedenismethoden maken ze in hun onderzoek wel duidelijk. Hoe een
verbetering gerealiseerd zou kunnen worden, daarover komen we weinig te weten.
De aanbevelingen blijven in omvang beperkt tot één pagina en ofschoon niet
onbelangrijk zijn ze van dusdanig globale strekking dat
docenten daar in hun onderwijspraktijk weinig houvast aan zullen hebben. De
aanbeveling dat in geschiedenisboeken naast de politiekeconomische invalshoek
ook evenredige aandacht komt voor de sociaalculturele en mentale geschiedenis,
is zeker relevant. Met zo'n verbrede kijk zal het sekse‑, klasse‑ en
etnisch‑specifieke karakter van de geschiedenis op een evenwichtiger wijze
kunnen worden uitgewerkt in de schoolboeken.
Helaas laten de auteurs vragen onbesproken als: hoe
integreer je vrouwengeschiedenis?; wie waagt zich aan het (her)schrijven van het
geschiedenisboek?; is het wel verstandig om te blijven wachten op de HH
schoolboekauteurs, de redacteuren van educatieve uitgeverijen?; waarom zouden
leraren en leerlingen niet gezamenlijk hun geschiedenisboek schrijven en in
eigen beheer uitgeven?
Ik kom dan ook tot de slotsom dat de auteurs jammer genoeg
in een inhoudsanalyse zijn blijven steken. Het doel om "degenen die te maken
hebben met de onderwijspraktijk van het vak geschiedenis, praktische handvatten
aan te reiken om vrouwengeschiedenis hier in op te nemen" (p. 6) wordt helaas
niet waargemaakt.
Het rapport kan worden besteld door f. 10,‑ over te maken
op gironummer 4987513 o.v.v. bestelling rapport vrouwengeschiedenis t.a.v.
Wetenschapswinkel letteren, Achter de Dom 22, 3512 JP Utrecht.
Hans de Frankrijker
R.W. Poets (red.) Sint Willibrordus Stichting 100 jaar
1889‑1989. Meer dan een eeuw katholiek onderwijs in Schiedam. Schiedam 1989.
ISBN 90‑9002967‑2
Een publikatie over regionale of lokale
onderwijsgeschiedenis trekt in de regel hoofdzakelijk de interesse van een
Lezerspubliek dat geografisch gebonden is (of was) aan de betreffende streek of
plaats Boeken over één schooltype of slechts één school mogen rekenen op een
veel kleinere kring van belangstellenden Vrijwel uitsluitend de mensen die de
betrokken school hebben bezocht, voelen zich aangesproken door het onderwerp.
Meestal verschijnt zo'n boekje ter gelegenheid van een of andere memorabele
gebeurtenis en met het uitdrukkelijk oogmerk om het verleden voor de direct
betrokkenen te boekstaven De aantrekkelijkheid van een 'schoolbiografie' is
gegarandeerd wanneer véél foto's en persoonlijke herinneringen de bladzijden
vullen De onmiskenbare waarde die een gedenkboek in dat opzicht heeft voor de
lezers ‑het doet eigen ervaringen herleven‑ is vanuit een ander oogpunt tegelijk
een zwakte. Een willekeurige buitenstaander namelijk zal aan een
schoolgedenkboek niet zo veel plezier beleven, juist omdat het gefixeerd is op
enkel die ene instelling Natuurlijk, reacties van 'oh ja' en dat ging toen zo'
komen heus wel los, foto's bijvoorbeeld wijzen op overeenkomsten in kleding en
roepen het geheugen wakker. Maar verder9 Een bruikbare bron voor wie er oog voor
heeft.
Pas kort geleden arriveerde, min of meer toevallig, bil de
redaktie een gedenkboek dat in 1989 is verschenen. Een bespreking daarvan past
mooi in dit nummer van De School Anno waarin onderwijsonderzoek als liefhebberij
onder de aandacht wordt gebracht. Zeven amateur onderzoekers, verenigd in een
speciale werkgroep, stelden dit jubileumboek samen. Het oogt goed en dwingt al
bil de eerste aanblik bewondering af voor de verzorgde opmaak. De aanleiding
voor deze uitgave is geweest het
100‑jaag bestaan van de Sint Willibrordus Stichting te
Schiedam. Bij haar oprichting vertegenwoordigde de stichting de voltallige r.k.
gemeente van de stad en kon zij voortbouwen op wat reeds eerder aan r.k. lager
onderwijs tot stand was gebracht. De ondertitel verwijst naar die
voorgeschiedenis. Rond 1890 telde Schiedam ruim 25.000 inwoners. thans zijn dat
er ongeveer 70.000.
Een gedenkboek is het, een verhaal dus van oprichtingsdata
en statuten, bestuur en financien, huisvesting en lokalennood, verbouwingen en
nieuwbouw, en tenslotte opheffingen en fusies In meer dan 40 bladzijden kroniek
staan bovendien per school een aantal belangrijke gegevens chronologisch
geordend. Dit alles laat zien dat heel wat archieven zijn geraadpleegd, achterin
staat keurig genoteerd welke dat zijn. In de opzet is er overigens uitdrukkelijk
naar gestreefd om naast een gefundeerde beschrijving van feiten en
gebeurtenissen ook voor een wat knusser verhaal plaats in te ruimen. Zo wisselen
historisch beschrijvende informatie en persoonlijke herinneringen elkaar af, is
het boek rijk voorzien van illustraties (foto's van documenten, leermiddelen,
personen, gebouwen, plattegronden), en staan her en der kleine ingekaderde
fragmenten die elders in de tekst niet pasten. Op blz. 124 bijvoorbeeld: "1913.
De kinderen zullen dagelijks op de scholen een tientje van de Rozenkrans bidden,
en tot de H. Geest, i.v.m. een goede afloop van de verkiezingen," De
persoonlijke herinneringen van oud‑leerlingen en oud‑personeelsleden handelen
over diverse perioden en over kleuter‑, lager‑ en voortgezet onderwils. De
aandacht vooreen schoonmaakster die gedurende 45 jaar aan één school was
verbonden en voor een concierge van een andere school zijn, in mijn ogen,
behalve sympathiek ook een stilzwijgend eerbetoon aan al hun collega's die
nimmer zijn vernoemd in gedenkboeken.
Over het geheel genomen schrijven de medewerkers in een
waarderende toonzetting, en dat is niet ongewoon
voor gedenkboeken. Een meer afstandelijke analyse van het
r.k. onderwijs tegen de achtergrond van de historische omstandigheden kan
niemand hier verwachten. De persoonlijke herinneringen zijn in zekere zin
voorspelbaar, niettemin veelzeggend: een oud‑leerling van de armenschool van ver
vóór de oorlog rept in een korte bijdrage over straffen en hoofdluis, een
oud‑leerling van de gegoede school uit diezelfde tijd schrijft uitgebreider,
over het schoolgebouw, de lessen, de roomse feesten en het huiswerk. Daarnaast
staan nog tal van waardevolle observaties die iets blootleggen van de
onderwijservaringen van de oud‑leerlingen. Bij een klassefoto uit 1929 vertelt
een mevrouw over de jurken met zedige lange mouwen, de witte schorten en kousen
die de meisjes toen droegen. Had men geen lange mouwen dan kreeg men losse
papieren mouwen aan. En een voorbeeld uit 1932. Als de school uitging werden
alle leerlingen in de gangen en op de trap opgesteld- precies op de zwarte
tegels en defileerden langs de hoofdzuster naar buiten. Er mocht geen gedag
worden gezegd, maar we moesten uit beleefdheid het hoofdje buigen. Aardig zijn
ok de bijnamen van oud-onderwijzers die we dank zij deze verhalen te weten
komen: Broeder Reinaldus bijvoorbeeld ging als Breinaald door het schoolkleven.
Broeder Evodius heette het Vod.
Agnes Jonker
90405. Signalementen
De naam "Jan Waterink" is een begrip voor iedereen die op
de hoogte is van de geschiedenis van opvoeding en onderwijs in Nederland. Over
zijn leven, over zijn arbeid voor gezin, moederschap, school, speciaal onderwijs
en hulpverleningen over zijn wetenschappelijk en praktisch werk als
menswetenschapper en godgeleerde; verscheen onlangs een verzameling opstellen.
De bundel bevat de voordrachten over Waterink die door negen uiteenlopende
wetenschappers gehouden werden bij de studiedag ter gelegenheid van Waterink's 1
OOste geboortedag in oktober 1990.
Het geïllustreerde boekje verscheen bij uitgeverij Kok te
Kampen en kost f. 22,50. De titel luidt: J.C. Sturm (red.), Leven en werk van
prof. dr. Jan Waterenk, een Nederlandse pedagoog, psycholoog en theoloog
(1890‑1966). (ISBN: 9024268281)
Voor wie zich interesseert voor de cultuur van het
dagelijks leven is er nu ALLEDAAGSE DINGEN, een nieuw tijdschrift dat wordt
uitgegeven door het Informatiecentrum Volkscultuur. In het blad komen
uitgebreide artikelen over aspecten van zowel traditionele als hedendaagse
volkscultuur te staan en is plaats ingeruimd voor tastbare uitingen van
volkscultuur (bijvoorbeeld bidprentjes, behang, puzzels). Ook de volkskunst en
streekcultuur worden niet vergeten. Boeken op volkskundig gebied worden direct
na verschijnen gesignaleerd. Het tijdschrift is rijk geïllustreerd.
In het eerste nummervan ALLEDAAGSE DINGEN, dat eind
november zal verschijnen, vindt u onder meer artikelen over de geschiedenis van
de legpuzzel, over koekplanken en over de aparte viering van het Sint‑Nicolaasfeest
op Ameland. Verder de eerste afleveringen van een serie over het leven van
mensen in een middeleeuwse stad en over spreekwoorden. Ook is er aandacht voor
het Informatiecentrum
Volkscultuur, de uitgave van een liedboek Onder de groene
linde en het conferentieverslag Begeleiding inde Regionale Geschiedbeoefening.
De rubriek Agenda biedt een overzicht van tentoonstellingen, exposities,
studiedagen en dergelijke.
ALLEDAAGSE DINGEN verschijnt 8x per jaar en kost f. 6,95 in
de losse verkoop; de prijs van een jaarabonnement bedraagt f. 55,‑. Lezers van
De School Anno kunnen een proefexemplaar aanvragen door in een enveloppe een
briefje met uw naam en adres (in blokletters!) en f. 3,‑ aan postzegels te
sturen aan: Informatiecentrum Volkscultuur, Lucasbolwerk 11 3512 EH UTRECHT
|