| |
90404. Boekbesprekingen
R.W. Poels (red.) Sint Willibrordus Stichting 100 jaar
1889‑1989. Meer dan een eeuw katholiek onderwijs in Schiedam. Schiedam 1989.
ISBN 90‑9002967‑2
Een publikatie over regionale of lokale
onderwijsgeschiedenis trekt in de regel hoofdzakelijk de interesse van een
Lezerspubliek dat geografisch gebonden is (of was) aan de betreffende streek of
plaats Boeken over één schooltype of slechts één school mogen rekenen op een
veel kleinere kring van belangstellenden Vrijwel uitsluitend de mensen die de
betrokken school hebben bezocht, voelen zich aangesproken door het onderwerp.
Meestal verschijnt zo'n boekje ter gelegenheid van een of andere memorabele
gebeurtenis en met het uitdrukkelijk oogmerk om het verleden voor de direct
betrokkenen te boekstaven De aantrekkelijkheid van een 'schoolbiografie' is
gegarandeerd wanneer véél foto's en persoonlijke herinneringen de bladzijden
vullen De onmiskenbare waarde die een gedenkboek in dat opzicht heeft voor de
lezers ‑het doet eigen ervaringen herleven‑ is vanuit een ander oogpunt tegelijk
een zwakte. Een willekeurige buitenstaander namelijk zal aan een
schoolgedenkboek niet zo veel plezier beleven, juist omdat het gefixeerd is op
enkel die ene instelling Natuurlijk, reacties van 'oh ja' en dat ging toen zo'
komen heus wel los, foto's bijvoorbeeld wijzen op overeenkomsten in kleding en
roepen het geheugen wakker. Maar verder9 Een bruikbare bron voor wie er oog voor
heeft.
Pas kort geleden arriveerde, min of meer toevallig, bil de
redaktie een gedenkboek dat in 1989 is verschenen. Een bespreking daarvan past
mooi in dit nummer van De School Anno waarin onderwijsonderzoek als liefhebberij
onder de aandacht wordt gebracht. Zeven amateur onderzoekers, verenigd in een
speciale werkgroep, stelden dit jubileumboek samen. Het oogt goed en dwingt al
bil de eerste aanblik bewondering af voor de verzorgde opmaak. De aanleiding
voor deze uitgave is geweest het
100‑jaag bestaan van de Sint Willibrordus Stichting te
Schiedam. Bij haar oprichting vertegenwoordigde de stichting de voltallige r.k.
gemeente van de stad en kon zij voortbouwen op wat reeds eerder aan r.k. lager
onderwijs tot stand was gebracht. De ondertitel verwijst naar die
voorgeschiedenis. Rond 1890 telde Schiedam ruim 25.000 inwoners. thans zijn dat
er ongeveer 70.000.
Een gedenkboek is het, een verhaal dus van oprichtingsdata
en statuten, bestuur en financien, huisvesting en lokalennood, verbouwingen en
nieuwbouw, en tenslotte opheffingen en fusies In meer dan 40 bladzijden kroniek
staan bovendien per school een aantal belangrijke gegevens chronologisch
geordend. Dit alles laat zien dat heel wat archieven zijn geraadpleegd, achterin
staat keurig genoteerd welke dat zijn. In de opzet is er overigens uitdrukkelijk
naar gestreefd om naast een gefundeerde beschrijving van feiten en
gebeurtenissen ook voor een wat knusser verhaal plaats in te ruimen. Zo wisselen
historisch beschrijvende informatie en persoonlijke herinneringen elkaar af, is
het boek rijk voorzien van illustraties (foto's van documenten, leermiddelen,
personen, gebouwen, plattegronden), en staan her en der kleine ingekaderde
fragmenten die elders in de tekst niet pasten. Op blz. 124 bijvoorbeeld: "1913.
De kinderen zullen dagelijks op de scholen een tientje van de Rozenkrans bidden,
en tot de H. Geest, i.v.m. een goede afloop van de verkiezingen," De
persoonlijke herinneringen van oud‑leerlingen en oud‑personeelsleden handelen
over diverse perioden en over kleuter‑, lager‑ en voortgezet onderwils. De
aandacht vooreen schoonmaakster die gedurende 45 jaar aan één school was
verbonden en voor een concierge van een andere school zijn, in mijn ogen,
behalve sympathiek ook een stilzwijgend eerbetoon aan al hun collega's die
nimmer zijn vernoemd in gedenkboeken.
Over het geheel genomen schrijven de medewerkers in een
waarderende toonzetting, en dat is niet ongewoon
voor gedenkboeken. Een meer afstandelijke analyse van het
r.k. onderwijs tegen de achtergrond van de historische omstandigheden kan
niemand hier verwachten. De persoonlijke herinneringen zijn in zekere zin
voorspelbaar, niettemin veelzeggend: een oud‑leerling van de armenschool van ver
vóór de oorlog rept in een korte bijdrage over straffen en hoofdluis, een
oud‑leerling van de gegoede school uit diezelfde tijd schrijft uitgebreider,
over het schoolgebouw, de lessen, de roomse feesten en het huiswerk. Daarnaast
staan nog tal van waardevolle observaties die iets blootleggen van de
onderwijservaringen van de oud‑leerlingen. Bij een klassefoto uit 1929 vertelt
een mevrouw over de jurken met zedige lange mouwen, de witte schorten en kousen
die de meisjes toen droegen. Had men geen lange mouwen dan kreeg men losse
papieren mouwen aan. En een voorbeeld uit 1932. Als de school uitging werden
alle leerlingen in de gangen en op de trap opgesteld- precies op de zwarte
tegels en defileerden langs de hoofdzuster naar buiten. Er mocht geen gedag
worden gezegd, maar we moesten uit beleefdheid het hoofdje buigen. Aardig zijn
ok de bijnamen van oud-onderwijzers die we dank zij deze verhalen te weten
komen: Broeder Reinaldus bijvoorbeeld ging als Breinaald door het schoolkleven.
Broeder Evodius heette het Vod.
Agnes Jonker
|