| |
40107. Boekbespreking
'Ik was wiskundeleraar Enschede, 1985 R.de Jong
Onlangs
verscheen bij de Stichting voor de Leerplan ontwikkeling (SLO) te Enschede het
boek: Ik was wiskundeleraar. Deze studie bevat verslagen van gesprekken met
wiskundeleraren die gedurende vele decennia een prominente rol hebben gespeeld
in de ontwikkeling van het schoolvak wiskunde. Fred Goffree (1934) voerde
gesprekken met Johan H. Wansínk (1894), Jan Karel Timmer (1904), Pierre van
Hiele (1909), Piet Vredenduin (1909) en Kees van Baalen (1935). Een boeiend
geheel dat ik (géén wiskundeleraar) achter elkaar uitlas. De geinterviewden
blijken heel wat te vertellen te hebben en de interviewer geeft hen daartoe ten
volle de gelegenheid. Per interview is de gespreksruimte tevoren in grote lijnen
afgebakend. Door de combinatie van een terughoudende opstelling met ter zake
kundige interventies weet Goffree interessante ervaringen op de vele fronten van
het wiskundeonderwijs boven tafel te krijgen. Bovendien ordent hij het
beschikbare (band)materiaal met vakmanschap. De biografische aanpak (oral
history) wordt niet door iedereen als een volwaardige wetenschappelijke methode
gezien. Nog steeds worden vraagtekens geplaatst bij de zogenaamde objectiviteit
van de werkelijkheden die in gesprekken tot leven komen. Wat heb je aan door
subjectiviteit vertekende herinneringen?
De studie van Goffree toont echter de
kracht aan van de werkwijze. Het resultaat is een kleurrijk geheel van
wetenswaardige feiten, herinneringen, interpretaties, anecdotes. Maar er is ook
sprake van een meeropbrengst. De studie is, wetenschappelijk gezien, de moeite
waard omdat het uitstijgt boven beschrijvingen van particuliere loopbanen. Op
zichzelf zijn de carrieres vooral interessant (de aktenstudies, de
wetenschappelijke productie, de didactische vondsten, de scholen en hun
rectoren) omdat er ook nog iets anders in doorklinkt. In de beschrijvingen wordt
een algemene trend zichtbaar: de ontwikkeling van een schoolvak. Wanneer vijf
heel verschillende leraren op hun eigen wijze hun ervaringen vertellen en de
lezer gaandeweg meer inzicht krijgt in een algemene lijn, dan is dat alleen maar
mogelijk indien de vertellers in reflectieve zin enige afstand tot hun
ervaringen hebben genomen. Het door Goffree geselekteerde vijftal garandeerde al
van tevoren dat deze distantie aanwezig zou zijn. Bovendien waarborgden hun
vooraanstaande posities in de ontwikkeling van het wiskunde-onderwijs dat
'eerstehands' informatie beschikbaar zou komen.
Johan Wansink
in 1919. Iedere lezer kan vanuit zijn
eigen achtergrond lering trekken uit de studie. Ongetwijfeld kunnen
wiskundeleraren anno 1986 profiteren van de didactische vondsten, pedagogische
ideeën, opvattingen over leerlingen, enz. Anderen ouders, inspecteurs,
begeleiders, auteurs, uitgevers, bestuurders, onderzoekers - zullen er weer
andere ideeën uit halen. Voor mij, lezend met een innovatieve bril, vormde de
ontwikkeling van het schoolvak wiskunde in de jaren 1920 1980, het centrale
thema. In alle gesprekken komt dit thema terug. Het weerspiegelt zich op
verschillende gebieden:
Schoolboeken: de inhoudelijke grondslag, de totstandkoming, de rol van de
educatieve uitgeverijen, de beoogde functioneringswijzen.
Beroepsverenigingen: de inbreng van professionele organisaties (Liwenagel;
Wimecos; WVO, NVvW bij de formulering van (nieuwe) programmavoorstellen
Inhoudelijke discussies: de plaats van (beschrijvende) meetkunde, New Math,
statistiek in het wiskunde onderwijs.
Verzelfstandiging van de wiskunde didactiek en de institutionalisering
van opleidingen voor beroepsbeoefenaren.
Als voorbeeld neem ik
enkele citaten over met betrekking tot de ontwikkeling van schoolboeken en de
visie van de auteurs op het gebruik ervan. Timmer over "Met passer en liniaal":
"Ik werd omstreeks 1938 voorgesteld aan vier collega's. Bij het verdelen van de
wiskunde bleek dat Bijpost en ik ons het sterkst tot de meetkunde aangetrokken
voelden. Hij was U.L.O.hoofd in Heerenveen, later in Leiden en daarna inspecteur
in Rotterdam. Hij had wiskunde L.O., maar je kon aan hem merken dat hij op een
hoog niveau stond. Ik meende ook te zien, dat hij van die vier de beste
wiskundige was; een indruk, die achteraf zeker niet onjuist is gebleken. We
schreven het eerste deeltje van de meetkunde kort voor de Tweede Wereldoorlog.
We hebben vooral getracht het didactisch goed te krijgen, waarmee we eigenlijk
onder de duiven van de U.L.O.- onderwijzer hebben geschoten. Thieme noemde het
een bestseller. Ik geloof, dat het succes van veel body ken afhangt van het
begin. Denk aaneen bekend spreekwoord. We hebben op "Met Passer en Liniaal" erg
ons best gedaan, er lang over gepraat en ik geloof, dat ik de eerste veertig
bladzijden wel een keer of zes gemaakt heb. Het ene goede idee bracht soms een
ander teweeg en dat is mogelijk de oorzaak, dat dit voor het U.L.O. bedoelde
boek ook voor het M.O. bruikbaar bleek". (p.1516)
Wansink over "Reken - en stelkunde": "Als je mij nu vraagt, hoe ik destijds
dacht over het ideale schoolboek voor wiskunde, dan moet ik er op wijzen, dat ik
met louter verzamelingen van vraagstukken nimmer vrede heb gehad, terwijl
eventueel ingelaste theorie zelden aansloot op mijn eigen didactische
opvattingen. In een schoolboek moet in elk geval op één of andere wijze iets
doorbreken van het geheel van onderwezen leerstof. Zelden toch zal een onderwerp
in de°les zo goed tot zijn recht komen, dat de leerlingen zonder verdere steun
de theoretische beschouwingen thuis zullen kunnen reconstrueren. Het leerboek
dat de leraar zelf schrijft, kan een grote steun worden voor zijn eigen
leerlingen, maar ook een symptoom blijken van het didactisch isolement waarin
die leraar zich bevindt. In mijn "Reken
en stelkunde" en later in mijn "Algebra voor v.h.o. en m.o." komt aan de ene
kant het geldend programma tot zijn recht, aan de andere kant mijn streven tot
éénmaking van twee tot dusver gescheiden stukken leerstof. Verder trachtte ik
erin enkele hervormingsplannen tot uitdrukking te laten komen." (p.94)
Van Hiele over "Van A tot Z":
"Een persoonlijke relatie met leerlingen is van enorm belang voor het leren.
Vandaar dat bijlessen vaak groot succes hebben. Je hebt dan die relatie en kunt
voortdurend duidelijk maken wat de leerling wel kan. Inderdaad, dit is een
pleidooi voor individualisering. Maar pas op, daarover kunnen misverstanden
ontstaan. Wie heeft wel eens gedacht dat mijn boek "Van A tot Z" bedoeld was
voor puur zelfstandig werken. De kinderen moesten dan op hun eigen houtje van
opgave tot opgave, van bladzij naar bladzij de stof doorwerken. Maar ik heb net
al gezegd dat een leraar goed moet observeren op welk niveau het kind zich
beweegt. En ook heb ik gezegd dat die persoonlijke relatie juist zo goed is om
de leerling aan te moedigen. Laat ik hierover duidelijk zijn. Het boek is een
hulpmiddel, leraar en leerlingen moeten samen aan de slag ermee, het gesprek is
daarbij onontbeerlijk." (p.119)
Vredenduín over "Sigma":
"Zo schreef ik stereometrie, drie delen planimetrie, vier delen algebra (met Van
Haselen), differentiaal- en integraalrekening, analytische meetkunde,
goniometrie en beschrijvende meetkunde (met Wichers). Zo'n boek schrijven was
toen wel iets anders dan tegenwoordig. Neem het boekje over goniometrie. Daar
heb ik twee maanden aan gewerkt. Meestal duurde het wel wat langer. Mijn
onkosten waren f 10, voor papier en portokosten. Dat
was alles. Tegenwoordig werken we met een team van een man of vier, vijf een
heel jaar aan een deel Sigma. Vergaderkosten, reiskosten, fotokopiëren zonder
eind, porti en lange telefoongesprekken, eerste, tweede, derde versie, dat kost
wat! Ik kan het niet precies schatten, maar per deel moet dat wel tegen de f
10.000,
lopen. Bij dat alles doet de uitgever braaf zelf mee. Daar moet je eerst aan
wennen, maar dan blijkt deze samenwerking toch wel erg vruchtbaar te zijn. Zijn
de boeken nu ook beter, vraag je terecht. Nu moet ik voorzichtig zijn." (p.153)
Het boek kan ik u van harte
aanbevelen. Voor uiteenlopende doelgroepen is Goffree's boek relevant. Gehoopt
mag worden dat de auteur op deze weg verder gaat en ook het complement gaat
schrijven, te weten: "Ik ben wískundeleraar", over
de actueel functionerende wiskunde leraar;
"Ik word wiskundeleraar", over de wiskundeleraar in opleiding. Overigens miste
ik een bibliografie. Het boek is te koop bij de Stichting Leerplan Ontwikkeling
te Enschede voor f.17,50 (voor leden van de NVvW: f. 10,)
Rob de Jong vakgroep
Onderwijskunde Rijksuniversiteit Utrecht
|