Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

30403. Boekbespreking. Opvoeding in volkse geest. fascisme in het onderwijs 1940 ﷓1945door H. v. Setten. Bergen (n.h.), 1985. door Agnes Jonker

 Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst!', luidt een algemene zegswijze. Opvoeding en onderwijs zijn derhalve van grote betekenis en dat geldt evenzeer voor een democratische als voor een totalitaire samenleving. In welke richting wilden﷓de Duitse bezetters in de jaren '40 ﷓ '45 de bloem der natie ombuigen? Dat is de vraag die de historicus Van Setten beantwoordt in 'Opvoeding in volkse geest'.

Van Setten begint zijn boek met een schets van de wijze waarop werd geprobeerd.het Nederlandse onderwijs te nazificeren. De door de Duitsers gewenste medewerking van een loyaal ambtenarenapparaat leidde er toe dat de hoogste ambtenaar op het Ministerie van O.K. en W. de deur werd gewezen. Rond zijn opvolging ontstond een verschil van mening tussen de NSB en de Duitsers. De NSB propageerde weliswaar staatsonderwijs, maar had daarin ruimte gelaten voor de 'zuilen'; de Duitsers daarentegen wensten staatsonderwijs waaruit alle kerkelijke invloed was gebannen. De door de Duitsers voorgestelde kandidaat, de Amsterdamse hoogleraar Duits J. van Dam, werd tenslotte benoemd. Direkt in 1940 werd begonnen met de schifting van lesmateriaal: anti﷓Duitse boeken werden verboden, de inhoud van boeken dienden te worden gezuiverd. Eind 1940 werden leerkrachten verplicht een ariërverklaring te ondertekenen; joodse leerkrachten werden uit hun functie ontheven. Tal van andere maatregelen volgden. De leerplicht werd met een jaar verlengd tot acht leerjaren, de leerlingenschaal verlaagd en het vak lichamelijke opvoeding op alle lagere scholen verplicht gesteld. In de loop van 1943, toen de oorlog voor Duitsland een andere wending nam, werd het stiller rond het departement. De meeste onderwijsmensen reageerden afwachtend; vrijwel iedereen tekende de ariërverklaring en verder werkte men tegen wil en dank mee in het pro﷓Duitse onderwijsbeleid. Pas in de loop van 1943 veranderde die houding. Slechts een kleine groep heeft zich van het begin af aan tegen de overheidsmaatregelen gekeerd: een landelijk georganiseerd verzet van protestand﷓christelijke schoolbesturen. Van de individuele onderwijzer vroeg het moed om de richtlijnen uit Den Haag te negeren, al bleken de meeste maatregelen in de praktijk te saboteren, aldus Van Setten. In september 1940 werd het Opvoedersgilde opgericht, bedoeld voor alle op de NSB georiënteerde onderwijsmensen. Het ledental van het gilde groeide aanvankelijk snel, bereikte een hoogtepunt in 1943, zo rond de 4.000 leden, en nam daarna weer af. Het is dus een kleine club gebleven. Ondanks ijverige wervingsactiviteiten sloeg de propaganda kennelijk niet aan. In het tijdschrift Opvoeding in Volkschen Geest, maar ook in werkkampen en in een serie radiotoespraken werd de onderwijsvisie van het gilde uitgedragen. De vraag wat de onderwijsvisie van het Opvoedersgilde inhield, vormt de kern van het boek. Hoe dachten onderwijsmensen die sympathiseerden met de Duitsers en met de NSB over onderwijs en opvoeding in dienst van de grote leider? A1 ging Mussert er prat op de zoon van een 'Hoofd eener school' te zijn, veel pedagogische ideeën had hij niet. De leider van het Opvoedersgilde, de jurist Van Genechten, had evenmin wat te melden. Het eerder genoemde tijdschrift bood meer houvast, ook al staat het, zo constateerde de historicus, bol van warrigheid, vaagheden en regelrechte onzin. Van Setten baseerde zich op de min of meer gedegen artikelen en geeft op grond daarvan een uitvoerig overzicht van de ideologische visie van het gilde. Alle onderwijs diende vooral opvoeding te zijn, met een sterke nadruk op het gevoelsleven en op de eenheid tussen lichaam en geest. Een primair op kennisoverdracht gericht onderwijs werd verworpen. 'Het sterk maken van onze jeugd in lichamelijken en geestelijken zin, opdat zij straks de draagster kan zijn van de opbloeiende Dietsche kultuur als wezenlijk bestanddeel van de Groot﷓Germaansche en Europeesche ontwikkeling, is het grootsche doel, dat wij steeds voor oogen moeten hebben.' Lichamelijke opvoeding kon uiteraard niet ontbreken in de 'totale opvoeding','jullie hebt den plicht gezond te zijn'. En net als lichamelijke opvoeding werden ook het geschiedenisonderwijs en andere onderwijsvakken volledig ondergeschikt gemaakt aan de nationaal﷓socialistische leer; de globale doelstelling was steeds weer het aankweken van een of ander gevoel, speciaal het gevoel te behoren tot een harmonische, zuivere gemeenschap. Heemkunde en handenarbeid ﷓ opvoeding tot plichtsvervulling, gemeenschapsarbeid en arbeidsvreugde ﷓ dienden in deze visie het volkse ideaal. Aan het slot van zijn overzicht wijst Van Setten voorzichtig op enkele overeenkomsten met de methodisch﷓ didaktische opvattingen van vooroorlogse onderwijsvernieuwers, met name over de plaats van arbeid, 'het praktische doen', in het onderwijs. De auteur meent, dat de nationaal socialistische onderwijsideologie ﷓ meer dan een verzameling kreten was het trouwens niet ﷓ in de dagelijkse praktijk van het onderwijs vrijwel nergens voet aan de grond heeft gekregen. De NSB﷓leerkrachten verkeerden dikwijls in een geïsoleerde positie; NSB﷓inspekteurs konden zich duidelijker manifesteren, zo blijkt uit een aantal voorbeelden. Maar de schoolkinderen ﷓ en daar was uiteindelijk de hoop toch op gevestigd ﷓ wist de NSB﷓propaganda niet te bereiken. Tijdgenoten schreven daarover: 'A1 klaagt men herhaaldelijk over de funeste invloed van de oorlogstoestand op de mentaliteit der kinderen, herhaaldelijk wordt er toch ook gewezen op één grote winst: het nationaliteitsgevoel, de liefde voor ons Vorstenhuis is gegroeid.' Die 'funeste invloed' was ook de NSB﷓ers al opgevallen. In 1941 rapporteerde een NSB﷓inspekteur geschokt over de 'duidelijke verwildering' van de schooljeugd. De NSB﷓ers wezen echter niet in de eerste plaats naar de oorlogsomstandigheden, maar meenden dat een verkeerde 'De Russische beer  versus de Germaanse held' opvoeding had geleid tot een 'losgeslagen jeugd' en tot 'moreel verval': eens te meer een bewijs dat de Nederlandse onderwijsinrichtingen niet deugden! Het Opvoedersgilde ging eind , 1944 ter ziele. Het boek eindigt met het overheidsbeleid van direct na de oorlog: de personele kant ﷓ de zuiveringsmaatregelen en de formele kant: de organisatorische en onderwijsinhoudelijke maatregelen. Met enige verbazing stelt Van Setten vast, dat de naoorlogse onderwijsvernieuwers niet de moeite hebben genomen om de pedagogische ideeën van het Opvoedersgilde serieus te bekritiseren. Sterker nog, zij bedienden zich evenzeer van vage en moralistische termen, die alle ruimte lieten voor een irrationele, gevoelsmatige invulling. In 'Opvoeding in volkse geest' zijn op helder beschreven wijze de pedagogische denkbeelden van de 'foute' onderwijsmensen in kaart gebracht. De beperkingen van deze publicatie geeft Van Setten zelf al aan in zijn inleiding: het is géén omvattende geschiedschrijving van het onderwijs in oorlogstijd, de relatie pedagogiek ﷓fascisme wordt niet geanalyseerd, voor het onderzoek zijn uitsluitend gedrukte bronnen geraadpleegd. Maar die beperkingen maken het boekje niet minder boeiend, integendeel.

Agnes E.M. Jonker

Zakelijke info