Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

230303. Zeventig jaar schoolmelk in Nederland door Lotte Vernooij en Hans de Frankrijker

 In de negentiende eeuw klaagden onderwijzers over een groeiend aantal kinderen dat zonder eten, blootsvoets of schamel gekleed naar school kwam. Belangrijk twistpunt door alle maatschappelijke geledingen heen bleef de vraag of het een taak van de overheid was of uitsluitend van het particulier initiatief om hier wat aan te doen. In praktijk werd tot in het begin van de twintigste eeuw door sommige gemeenten een bescheiden financiële bijdrage aan scholen geleverd voor het verstrekken van een warme maaltijd of kleding aan kinderen. Een nieuwe variant op de vraag in hoeverre de overheid een taak had in goede voeding van het schoolkind werd opportuun in de crisistijd van de jaren dertig. 

In 1935 deed de gemeente Rotterdam een eerste proef met het gratis verstrekken van schoolmelk, naar het voor-beeld van soortgelijke initiatieven in Engeland. Dat initiatief viel zo goed in de smaak, dat het al dan niet gratis ver-strekken van schoolmelk weldra op bredere schaal in Nederland ingang vond. Alhoewel de motieven voor schoolmelk de afgelopen zeventig jaar sterk zijn veranderd, maakt ongeveer de helft van de basisscholen nog gebruik van schoolmelk. Anno 2005 drinken leerlingen verspreid over een 4.000 basisscholen, genietend dan wel gruwend, hun ochtend en of lunchmelk tijdens de schoolpauze.

Het was de Nederlandse overheid zelf die met de schoolmelkactie begon ter verbetering van de lichamelijke conditie van de schoolkinderen. Zij verwachtte van schoolmelk gunstige effecten voor de fysieke ontwikkeling en leervermogens van het kind en propageerde schoolmelk als een aanvullend `leermiddel'. Tegenwoordig is schoolmelk geen nationale overheidsaangelegenheid meer maar een zaak tussen ouders, de school en de Nederlandse zuivelindustrie, daarbij financieel gesteund door de Europese Unie. Alle Europese lidstaten komen thans in aanmerking voor gesubsidieerde verstrekking van schoolmelk aan basis- en voortgezet onderwijs. Overigens gaat het inmiddels niet meer alleen om gewone melk maar om `schoolzuivel': een breed assortiment van 'zuivel-snacks' van gewone en biologische melk tot karnemelk, chocolademelk, (houdbare) `vakantiemelk' en drink-yoghurt met aardbeiensmaak. 

Schoolmelk: goed voor kinderen

De wereldwijde economische crisis aan het eind van de jaren twintig van de twintigste eeuw leidde in toenemende mate tot ondervoedingverschijnselen bij jonge kinderen. Mede in dat perspectief gezien liet de Engelse overheid in 1932 een uitgebreid 'melkexperiment' uitvoeren onder kostschoolkin-deren. Deze werden onderverdeeld in zeven groepen: zes groepjes kreeg naast de gewone maaltijd iedere dag iets extra's: suiker, boter, melk, plant-aardig vet, eiwit of extra groenten. Één groep vormde de controlegroep en kreeg dus naast het normale dagelijkse voedsel niets extra. Na vier jaar bleken kinderen uit de zes `extra' groepen beter gegroeid en waren zwaarder dan de kinderen uit de controlegroep. De kinderen die extra melk hadden kregen waren in vergelijking met alle andere groepen het meest voorspoedig gegroeid. Geconstateerd werd dat zij onder andere minder vaak ziek waren en dat ze zich beter konden concentreren dan de kinderen die geen melk hadden gehad.

Ook uit experimenten in Nederland kwam naar voren dat het drinken van schoolmelk bevorderlijk was voor de groei van schoolkinderen. Veel Nederlandse kinderen bleken in de zware crisisjaren minder dan een halve liter melk per dag te drinken. Bij veel kinderen, vooral in de grote steden, constateerden schoolartsen groeiachterstanden en verschijnselen van ondervoeding. Schoolmelk zou voor de benodigde extra bouwstoffen kunnen zorgen.

Toen meer welvarende tijden aanbraken was er weinig reden meer om schoolmelk in verband te brengen met groeiachterstand. Stimulering van een gunstige botgroei werd nu een alge-meen medisch schoolmelkmotief. Bovendien zou schoolmelk een positiéve invloed op het leervermogen van kinderen. Dit laatste kwam ook uit een onderzoek van Defares en anderen (1967), uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van Wilhelmina Bladergroen, de toenmalige directeur van Kinderpsychologisch Instituut in Groningen. Dit wetenschappelijke signaal klonk de zuivelindustrie niet verkeerd in de oren: scholen konden zo helpen de enorme `melkplas', ontstaan door Europese landbouwsubsidies te reduceren.

Landelijke en lokale organisatie

Om de schoolmelkvoorziening in goede banen te leiden, richtte de toenmalige Directeur- Generaal van de Voedselvoorziening in 1937 het Centraal Schoolmelk Comité op. Dit comité ver-deelde de overheidssubsidie onder Plaatselijke Schoolmelk Comités. Het centraal comité hield toezicht op de beschikbare fondsen, leverde administratieve hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld melklijsten en propageerde schoolmelk middels het uitgeven van folders en het aanschrijven van de plaatselijke comités. Hiervoor werden nauwe banden onderhouden met de Voedingsraad voor Advies.

De lokale schoolmelkcomités waren verantwoordelijk voor het werven van scholen binnen hun werkgebied om de plaatselijke bleekneusjes hun dagelijkse portie melk te doen toekomen. In het Westen van Nederland werden de meeste lokale comités opgericht. Het bleek geen eenvoudige opgave voor zo'n plaatselijk comité om de verstrekking van schoolmelk op brede schaal in te voeren en tot ieders tevredenheid te laten verlopen. We schetsen aan de hand van een bestudering van archief-materiaal hieronder hoe dit bijvoor-beeld in zijn werk ging bij het Haarlemse schoolmelkcomité.

Het plaatselijk Schoolmelk Comité Haarlem

In Haarlem was vlak voor de Tweede Wereldoorlog een Plaatselijk School-melk Comité opgericht. Een exacte oprichtingsdatum konden we niet achterhalen: het overgeleverde archief begint op 8 oktober 1945 met een schrijven van het Centraal Schoolmelk Comité aan het Haarlemse comité over het voornemen om de schoolmelkverstrekking weer opnieuw op te starten. Het Plaatselijk Comité in Haarlem stond eind 1945 onder leiding van de gemeentelijke wethouder dhr. Geluk. De werving van scholen, het ontwerpen van de logistieke infrastructuur voor de melkverstrekking en de onderhandeling met de Haarlemsche Melkinrichting De Sierkan over de prijs van een liter melk behoorden tot de hoofd-taken van het comité. Het Haarlemse comité hanteerde een inkomensafhankelijk systeem van ouderbijdragen aan de school, waarbij gezinnen uit de hogere inkomensgroepen meer betaalden dan minderbedeelde gezinnen. Het be-hoorde ook tot haar taak fondsen te werven ter financiering van de school-melk, waarvoor zij bijvoorbeeld aan-klopte bij het gemeentebestuur of financiële ondersteuning probeerde te krijgen `van op sociaal gebied werken-de instellingen en van particulieren'. Alleen wanneer op deze wijze geen sluitende begroting te realiseren was, kon een plaatselijk comité beroep doen op subsidiëring van het Centraal Comité.

Het Haarlemse comité hield zich aanvankelijk ook met zeer praktische zaken bezig zoals bijvoorbeeld het ver-strekken van drinkrietjes of de beoordeling van de temperatuur van de melk. In de beginjaren zorgden de heren van het Comité zelf voor drinkrietjes, maar weldra werden dergelijke uitvoeringszaken meer overgelaten aan de scholen zelf. De schoolmelk mocht vooral niet te koud zijn en het comité rekende het tot haar taak daarop toe te zien en heeft daarover in het contract met melkleverancier De Sierkan laten vastleggen `welke al naar gelang van het jaargetijde, waarin ze wordt betrokken, voor de consumptie het meest geschikt zal zijn, naar het oordeel van het Schoolmelk-comité'. Lange tijd kregen scholen het advies de schoolmelk dicht bij de schoolkachel te plaatsen om vooral te voorkomen dat de melk te koud gedronken zou worden. Toen een melkleverancier kenbaar maakte dat de temperatuur van de door hem aangeleverde schoolmelk veel te hoog was en hierdoor van onverantwoorde bacteriegroei sprake was, kwam in1956 het Plaatselijk Schoolmelk Comité in actie. Voortaan diende de melk onverwarmd afgeleverd te worden. Dit waarschijnlijk ook tot grote vreugde van de schoolmelk drinkende kinderen, die vaak gruwden bij de aanblik van de vellen die op de melk lagen en de `kooksmaak, waardoor ze door vele kinderen met tegenzin wordt gedronken'.

Hoofdtaak van De Sierkan lag natuurlijk in de eerste plaats in het aanbieden van kwalitatief goede, gepasteuriseerde melk die voldeed aan de eisen zoals gesteld binnen de Warenwet. Spoedig kregen scholen de melk aangeleverd in flesjes in plaats van los in kannen. Het schoonhouden van die melkflesjes en het op de gewenste temperatuur brengen van de melk vóór aflevering aan de scholen lag in handen van de melkleverancier. In het gemeentearchief Kennemerland treffen we regelmatig correspondentie aan tussen De Sierkan en het plaatselijk comité over klachten - meestal afkomstig van het 'damespersoneel'- die schoolhoofden bij het comité deponeerden. Zo liet de hygiëne van de flesjes nogal eens te wensen over: in de melk troffen leerlingen bijvoorbeeld rietjes en flessendoppen van de vorige dagen aan. De directeur van de Sierkan schreef daarover in 1948 aan het comité: `Wat betreft het aantreffen van rietjes en dopjes in de fleschjes, kan worden opgemerkt, dat ons is opgevallen, dat de arbeid gedurende de nacht niet bevorderlijk is voor onberispelijk werk....Anderzijds zou het aanbeveling verdienen, indien de kinderen op school de rietjes en de schijfjes niet in de fleschjes zouden drukken; dit veroorzaakt bij ons veel last'.

Sleutelrol voor het schoolhoofd

Het Plaatselijk Schoolmelk Comité schreef scholen aan om het belang van schoolmelk te benadrukken, maar uiteindelijk was het aan het hoofd van de school of het schoolbestuur om te beslissen of hun school meedeed aan de schoolmelkverstrekking. De eerste jaren na de oorlog beriep het comité zich op de noodzaak van melk voor de gezondheid van kinderen: `Tevens is de voedselsituatie heden nog van dien aard, dat melk voor de opgroeiende jeugd onmisbaar is. Volgens de mededeling van de GG&GD dd.23-8-'47 is het zeer noodzakelijk dat de kinderen melk gehouden'. Had het schoolhoofd eenmaal besloten om mee te doen aan de melkverstrekking, dan was zijn volgende taak ouders in één van de drie verschillende inkomenscategorieën onder te brengen. Het kwam voor, zoals bijvoorbeeld in 1947, dat kinderen van arme ouders gratis melk kregen, want `... uit den aard der zaak zou juist voor dergelijke kinderen de melkverstrekking het meest noodig kunnen zijn'.

Eenmaal per week plaatste het school-hoofd een bestelling bij De Sierkan, met behulp van door het Centrale Schoolmelk Comité ontworpen formulieren. Ook de verdere administratieve afhandeling lag zijn handen: hij verzamelde alle bestel- en afleverbonnen en leverde deze eens per week in bij de secretaris van het Plaatselijk Schoolmelk Comité. Ook de ouderbijdragen, die door het onderwijzend personeel werd geïnd, droeg het hoofd van de school vervolgens aan de penningmeester van het comité over.

Praktische beslommeringen voor de leerkrachten

Ieder kind leverde wekelijks de ouder-bijdrage in bij de leerkracht, die het ontvangen bedrag aantekende op door het Centrale Comité verschafte klassenlijsten. Aan de hand van de ontvangen bij-dragen gaven ze de melkbestelling van hun klas door aan het hoofd van de school en droegen het schoolmelkgeld aan hem over. Steeds bleek het voor de klassenonderwijzer(es) toch een moeizame aangelegenheid te zijn om de ouderbijdrage via de kinderen wekelijks te kunnen innen. Pas in het begin van de jaren vijftig werd een voor de school meer bevredigende oplossing gevonden. Zo vermeldde een circulaire van het plaatselijk schoolcomité: `De ouders van kinderen, die de scholen bezoeken welke zich voor de melkverstrekking hebben verklaard, ontvangen binnenkort, in gesloten envelop, een kaart, vermeldend het bedrag , waarvoor het wekelijks aan te schaffen schoolmelkkaartje op vertoon dier kaart verkrijgbaar is gesteld. Dat zij deze kaart dus goed bewaren: verlies ervan beteekent vertraging aangezien zonder een dergelijke kaart, de aanschaf van een schoolmelk-kaartje niet mogelijk zal zijn'. Op vertoon van bovengenoemde algemene kaart konden ouders bij de plaatselijke melkboer een wekelijks schoolmelkkaartje kopen. Dit nam het kind dan mee naar school en het hoofd bestelde dan aan de hand van het aantal ingeleverde kaartjes de melk bij de Melkinrichting.

Voor veel onderwijzers moet schoolmelk af en toe een verschrikking geweest zijn. De verstoring van de schoolse orde en het tijdverlies was velen een doorn in het oog. Het hoofd een katholieke jongensschool in Bennebroek stelde dan ook: `Het Hoofd der School is een beslist tegenstander. Hij heeft zeer onaangename ondervindingen opgedaan. Hij noemt daarvan: de steeds terugkerende `collecte 'om geld; het verontreinigen van vloeren en muren; de onfrisse lucht in gangen en lokalen; het absenteren uit de klaslokalen wat na het gebruik van de melk optreedt, enz.'. Het ordentelijk opdrinken van de school-melk was kennelijk ook een heel gedoe en bracht ongewenste verstoringen van de orde met zich mee: `Dat deze vrees niet ongegrond is, blijkt wel uit mededelingen van collega's van scholen waar melk verstrekt wordt en die voor een lief ding wilden, dat ze er af waren'.

De organisatie van het `ochtendlijk schoolmelkcampagnes drinkmoment' lag vrijwel geheel in handen van onderwijzers. In de beginjaren was het gebruikelijk dat de melk uit bekers werd gedronken. Het afwassen en drogen van de bekers was geen pretje voor het onderwijzend personeel. Kort na de oorlogsjaren werd de melk in flesjes aangeleverd wat tot het eind van de jaren vijftig gebruikelijk bleef. Dit verliep niet altijd zonder scherven ofschoon van de juf werd verwacht dat zij er voor zou zorgen dat deze ongeschonden terug keerden bij de melkleveranciers. Een circulaire van 2 januari 1947 van het plaatselijk schoolcomité aan schoolhoofden vermeldde: `Tenslotte brengen wij onder de aandacht, dat alle flesschen en kratten ongeschonden moeten worden teruggegeven. Bij nalatigheid zal de school het zeer hooge statiegeld moeten betalen'.

Rond 1957 werden kartonnen tetrapakjes geïntroduceerd, wat ongetwijfeld minder gerinkel gaf in de klas bij het uitdelen van de melk, hygiënischer was én geen gevaar van glasscherven meer gaf. Helaas voor de juffen en meesters konden kinderen met de melk uit deze pakjes eindeloos klooien, door bijvoorbeeld in het pakje te knijpen als het riet-je er al in zat en de lege pakjes te laten `knallen' door er op te stampen. In 1960 kregen scholen een folder toegestuurd die wees op de voordelen van de kartonverpakking en tevens waarschuwde voor knallende en spuitende pakjes schoolmelk.

 Schoolmelkcampagnes

Het drinken van schoolmelk is nooit voor iedereen vanzelfsprekend geweest en zonder intensieve aanmoedigingen en aanbevelingen zou er momenteel waarschijnlijk niet of niet zoveel schoolmelk gedronken worden. Om schoolmelk interessant te maken werd in de jaren vijftig op de melkflesjes informatie over verkeersveiligheid aan-gebracht. Eind jaren vijftig spaarden kinderen massaal melkdoppen en dronken velen tenminste drie bekers melk per dag om lid te kunnen worden van de `M-brigade`. Met een groot 'M'-etiket, door moeder op de mouw van je jas gestikt, stapte je dan als trotse melkbrigadier rond. Ook de actie `Joris Driepinter' had ten doel ouders en kinderen ervan te overtuigen dat drie glazen melk per dag een minimale vereiste was.

Vanaf de jaren zeventig waren school-melkcampagnes intensiever en uitgebreider dan ooit tevoren: De `Joris Driepinterkrant', met weetjes over melk en aanverwante zaken, begon in 1977 te verschijnen. In dat jaar deed ook het konijn `Hannibal' zijn intrede op de melkpakjes; in stripvorm bood men zo wetenswaardigheden over sport, beroep en verkeer. De zuivelindustrie wees in een campagnefolder leerkrachten op de educatieve mogelijkheden van de opdrukken op melk-pakjes: `onderwerpen waar eventueel in de klas over gesproken kan worden: met Hannibal krijgt de schoolmelk er een extra functie bij, die we de school-kinderen graag gunnen.' In het kader van de actie `Melk voor de klas' trok `Ome Willem' in 1978 langs scholen om schoolmelk te promoten en organiseerden scholen uitstapjes naar zuivelboerderijen. Later volgde de actie `De melk komt op school': scholen kregen een educatief viltbord met plaatjes aan-geboden, waarmee leerkrachten kinderen met behulp van viltfiguren het proces van koe tot pakje schoolmelk konden uitleggen. In de jaren tachtig vormde de zuivelindustrie een gezamenlijk schoolmelkfront door het organiseren van grote landelijke reclamecampagnes als `Melk de witte motor' en `Opkikker voor studie-koppen'. Sinds enkele ja-ren kunnen ouders en leerlingen (gratis) informatie- en campagnemateriaal en docenten lesmateriaal bestellen via de website van de Nederlandse Zuivel Organisatie.

Schoolmelk: permanent omstreden

Als remedie tegen ondervoeding was schoolmelk onomstreden maar vanaf het midden van de vorige eeuw is een permanente discussie gaande gebleven over de lusten en lasten, dan wel over de voor- en nadelen van schoolmelk. Overigens is het verstrekken van schoolmelk vanwege `ondervoeding' opnieuw in een verrassend actuele context komen te staan nu een groeiend aantal schoolkinderen tegenwoordig zonder ontbijt naar school gaat. Vooral het fysieke argument, stimulering vanbotopbouw van jonge kinderen, gecombineerd met een gevarieerd aanbod van melkproducten en een verbeterde praktische uitvoering hebben de een-maal gevestigde praktijk levend gehouden. Generaties ouders lijken zich onverstoorbaar te gedragen naar het weloude gezegde `baat het niet dan schaadt het niet'. Tegenstanders van schoolmelk hebben met verwijzing naar giftige stoffen, allergische reacties en andere fysieke problemen en `bijwerkingen', de mogelijke negatieve effecten van melk niet overtuigend kunnen aantonen. Campagnes van de zuivelindustrie hebben bovendien daarop voldoende neutraliserend kunnen werken. Zo speelt de Nederlandse Zuivelorganisatie handig in op de huidige discussie over overgewicht bij kinderen met de brochure Nederland krijgt dikke problemen. Kortom: schoolmelk is nog volop actueel!

Literatuur en websites:

Archiefdienst voor Kennemerland, Haarlem.

Archief Zuivelmuseum De Melkmaten, te Rotterdam P. Defares,

G. Kema & J. van der Werff 1967). Schoolmelk en intellectuele prestaties. Assen: Van Gorcum

http: /www.zuivelonline.nl/ http://www.schoolmelk.nl/

http:/ www.zuivelmuseum.nl'

Zakelijke info