Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 


200202. WATERGEUZEN ALS ROVERS EN SCHAVUITEN. De katholieke jeugdboekauteur Alphons Timmermans over de Nederlandse Opstand.

 Kinderboeken uit de negentiende en eerste helft van de twintigste eeuw die episodes uit de vaderlandse geschiedenis beschrijven, zeggen minstens zoveel over de schrijver als over de geschiedenis zelf. Dat geldt zeker waar hetthema’s betreffen die te maken hebben met godsdiensttwisten, zoals de Tachtigjarige oorlog (1568-1648). Lange tijd is deze geschiedenis gedomineerd geweest door protestante auteurs. In dit artikel gaan we na hoe vanuit katholieke kring deze oorlog, die door katholieken aangeduid wordt als De Opstand, is beschreven voor de Nederlandse (katholieke) jeugd.

 “Leven onder de tyrannie van Alva was vreselijk, maar onder de watergeuzen was het eenvoudig ondragelijk.” “En overal waar ze (de watergeuzen) kwamen, bedreven ze grote gruweldaden.” ””Vive le Geus”, tierde de woeste bende. Het leek of de duivel zelf hen voorwaarts dreef.” “En die arme verblinde dwazen gehoorzaamden aan de stem van de satan.” Over wie gaat het hier? Over de watergeuzen, de helden van Den Briel, over hen werd toch gezongen: “In naam van Oranje doe open de poort, de watergeus ligt voor Den Briel.?” Waren zij niet de helpers van Oranje aan wie Nederland de bevrijding van de Spanjaarden te danken had? Ja, daarover gaat het hier, maar die geuzen worden hier wel beschreven vanuit een ander perspectief dan het gebruikelijke. De aanhalingen hierboven zijn uit het boek: De Martelaren van Gorcum, geschreven door Alphons Timmermans.

 De ontstaansmythe van Nederland.

Hoe Nederland is ontstaan, daarover was men het in de negentiende eeuw aardig eens.

In die eeuw, de eeuw van het opkomend nationalisme, was de vrijwel algemene opinie, dat Nederland ontstaan is in de zestiende en zeventiende eeuw. In die tijd had Nederland zich bevrijd van het Spaanse juk en vooral de calvinisten hadden in die strijd de hoofdrol gespeeld.

In die Opstand, in de boeken, ook in de jeugdboeken, de Tachtigjarige Oorlog genoemd, speelden de geuzen een hoofdrol. Dat het optreden van die geuzen niet altijd vlekkeloos was verlopen, ook daarover was men het wel eens. Het ruwe gedrag van de geuzen was evenwel goed te verklaren. Had Alva niet vreselijk huisgehouden in de Nederlanden? Had niet menige geus familie of vrienden verloren door de geloofsvervolging? Nee, het gedrag van de geuzen was best te begrijpen. Zij hadden gevochten als leeuwen, zij waren de soldaten van Oranje: bevrijders van Den Briel, Alkmaar, Leiden en zoveel andere steden.

De ontstaansmythe was vooral een protestantse mythe: de protestantse visie op de Opstand was de toonaangevende en de rol van andere bevolkingsgroepen kwam in de literatuur niet of nauwelijks aan de orde. Dat katholieke historici probeerden het beeld van de Opstand te nuanceren, zette weinig zoden aan de dijk; dat katholieken en protestanten samen streden tegen Alva  is, zeker in de jeugdliteratuur, weinig terug te vinden.

 De Opstand in het Nederlandse jeugdboek.

Vanaf ongeveer 1850 wordt de Opstand een hot item in de jeugdliteratuur. Wellicht is de toename van historische jeugdboeken, vooral over de Opstand, ook te danken aan het feit dat vanaf 1857 vaderlandse geschiedenis een verplicht vak op de lagere school werd. Nationalisme en geschiedenisonderwijs gaan in de negentiende en eerste helft van de twintigste eeuw samen en het gevolg is een stroom jeugdboeken over de Opstand. Er verschijnen honderden boeken over wat in die tijd de Tachtigjarige Oorlog wordt genoemd. Vooral boeken over de beginperiode van de strijd, toen de oorlog zich afspeelde in Holland en Zeeland waren populair.Het beleg van Haarlem, Alkmaar en Leiden is tussen 1850 en 1960 in tientallen boeken beschreven. Maar ook minder bekende gebeurtenissen in Enkhuizen, Groningen, Steenwijk, Dordrecht, Geertruidenberg en heel veel andere plaatsen, werden in geuren en kleuren verteld.

Wie schreven deze boeken? Veel schrijvers van die jeugdboeken waren werkzaam in het onderwijs: van Andriessen en Louwerse uit de negentiende eeuw, tot Te Merwe en Van de Hulst in de twintigste eeuw. Het beroep van onderwijzer of hoofd ener school was blijkbaar goed te combineren met dat van jeugdboekauteur. Opmerkelijk is ook dat een groot aantal schrijvers over de Tachtigjarige Oorlog afkomstig was uit het orthodox-protestantse milieu. Konden juist auteurs uit dat milieu zich goed vinden in het dominante beeld van de Opstand? Gerdes, Van de Hulst, Te Merwe, Snoep, De Zeeuw waren allen  orthodox-protestant. Bij deze schrijvers speelt het godsdienstige aspect van de Opstand ook een heel belangrijke rol. De hoofdfiguren in hun boeken zijn protestant en vaak geuzen. Als er katholieken in voorkomen zijn die dikwijls “Spaansgezind” en ook nog al eens verrader van de “goede”zaak

Bij een tweede groep schrijvers,veelal ook protestant,  gaat het voornamelijk om de vrijheidsstrijd. Bij auteurs als Andriessen, Louwerse, Visser en Hildebrand speelt de religie maar een kleine rol. Vaak strijden katholieken en protestanten zij aan zij tegen de Spanjaarden en van religieuze tegenstellingen is veel minder sprake.

Men zou kunnen zeggen dat beide groepen protestantse auteurs zich kunnen vinden in de dominante visie op de Opstand: in de strijd tegen Spanje ging het om de bevrijding van ons land, was de strijd vooral een gevecht met Alva, en in die strijd speelden de protestanten de hoofdrol.

 Een witte raaf: Alphons Timmermans, een katholiek auteur over de Opstand.

Heel opmerkelijk is dat katholieke jeugdboeken over de Opstand tussen 1850 en 1950 volledig ontbreken, althans mijn zoeken daarnaar had tot nu toe geen enkel resultaat. Was de  protestante visie op de opstand zo dominant, dat het voor katholieke auteurs geen interessant onderwerp was? Lag de belangstelling van katholieke schrijvers bij andere perioden van de vaderlandse geschiedenis? Hoe het ook zij, tot 1950 is er geen jeugdboek vanuit katholiek perspectief geschreven over dit onderwerp.In de vijftiger jaren van de vorige eeuw verscheen bij Uitgeverij Helmond een serie van vierentwintig boekjes over de vaderlandse geschiedenis van de prehistorie tot de bevrijding van Nederland in 1945. De titel van de reeks is: Ons Volk in Leven en Streven. De schrijver van de hele serie is Alphons Timmermans, een Limburgs onderwijzer. Na een aantal jaren voor de klas richtte hij  zich volledig op het schrijverschap. Maar liefst drie boeken in deze reeks gaan over de Opstand. Die deeltjes vertellen over de Gorcumse Martelaren, Beleg en Ontzet van Leiden en Het Turfschip van Breda.

 De Martelaren van Gorcum

Dit boek is deel 11 van de serie. De keus van het onderwerp geeft al aan dat de auteur schrijft vanuit katholiek perspectief. Niet een van de honderden andere boeken over de Opstand behandelt deze gebeurtenis! Het verhaal vertelt over een treurig voorval in juni 1572. Een groep watergeuzen onder leiding van Marijn Brant, eist de stad Gorcum op voor Oranje. Weliswaar verdedigt Caspar Turck met twintig man de stad, maar al snel is die in handen van de geuzen. Een groep Franciscaanse geestelijken trekt zich terug in de Blauwe Toren, een versterkt deel van het kasteel. Als de geuzen ook daar binnendringen hebben de geestelijken het zwaar te verduren: ze worden geslagen en bespot. Als blijkt dat ze geen geld hebben, worden ze - uit angst dat de inwoners van Gorcum hen zullen bevrijden - per schip via Dordrecht naar Den Briel gebracht en daar in een turfschuur opgehangen.

In veel jeugdboeken over de Opstand is sprake van zwart-wit tekening. Dat is ook in dit boek het geval. De rollen zijn evenwel omgekeerd: niet de geuzen zijn de helden, maar de katholieke priesters. Zij spelen onder aanvoering van Nicolaas Pieck, de Gardiaan en Caspar Turck, de stadsverdediger, de heldenrol. Als Turcks soldaten willen opgeven, zegt hij:”Dan vecht ik alleen door. Verwachten jullie soms genade van deze schurken? Dwazen die jullie zijn.”(p 11) Ook de geestelijken zijn helden, ondanks intimidatie en marteling blijven ze op twee na trouw aan hun geloof. Enkele calvinistische predikanten  proberen hen over te halen, maar “de martelaars vonden het niet eens de moeite waard de valse predikanten antwoord te geven.”(p 42) Zelfs Lumey, de geuzenaanvoerder in Den Briel, een woesteling,”die voor geen enkele misdaad terugdeinsde,” is onder de indruk.(p 5) “De anderen verdedigden hun geloof met zoveel moed, dat de onmenselijke Willem Lumey er zelfs een ogenblik stil van werd.” (p 38)

Oranje wordt beschreven als een goedwillend, maar zwak leider: ”Willem van Oranje, die eigenlijk het hoofd was van de watergeuzen wilde wel anders, maar de woeste bende trok zich weinig van zijn bevelen aan.” (p 5) Als Lumey een brief krijgt van Oranje, waarin wordt gevraagd ”priesters en kloosterlingen niet lastig te vallen,” roept Lumey: ”Wat heb ik met de Prins van Oranje te maken?”(p 40)

Het boek eindigt met de zinnen: ”In 1675 werden de Martelaren van Gorcum zalig en in 1867 heilig verklaard. De Paus stelde hun feestdag vast op 9 juli, omdat ze in 1572 ook op 9 juli voor hun geloof gestorven waren.” (p 43)

 Het beleg en Ontzet van Leiden.

Deel 12 van de serie Ons Volk in Leven en Streven, vertelt het overbekende verhaal van Leiden in 1574. Ook in dit boek komen de geuzen er niet best af, woeste geuzen “die zich van de bevelen van hun officieren niet veel aantrokken. Ze bedreven allerlei wreedheden en roofden wat ze krijgen konden.”(p 12-13) Willem van Oranje wordt wel uitgesproken positief beschreven.”Hij doet alles en dan ook alles (…) om de stad te ontzetten en hulp te bieden.” (p 40)

De moeilijke positie van katholieken krijgt ook aandacht:”Helaas betekende die bevrijding van de Spanjaarden nog geen vrijheid voor allen. Want door de ondergang van de Spaanse macht ging de vrijheid van de katholieken juist verloren. Het was met de uitoefening van hun godsdienst afgelopen. En dat betekende immers het verlies van de hoogste vrijheid.”(p 40)

 Het turfschip van Breda.

Deze geschiedenis, deel 13 van de serie, is eveneens overbekend. De auteur heeft over de eigenlijke geschiedenis niet veel nieuws te vertellen. Ook in dit boek worden enkele opmerkingen gemaakt over de situatie van de katholieken in de Republiek. “Al deze plaatsen (bedoeld zijn Zutphen, Deventer enz. HdG) waren voorgoed voor de Spanjaarden verloren. Maar niet alleen voor de Spanjaarden, ook voor de katholieke godsdienst. Die werd overal verboden. En dat was heel erg.”(p 6) Als Breda is veroverd door de Staatse troepen wordt  gezegd: ”Alle burgers, ook de geestelijken komen daardoor met de schrik vrij.” (p 41)

 Conclusies.

Het is heel opmerkelijk dat tot nu toe Timmermans de enige katholieke jeugdboekauteur is die  drie boekjes over de Opstand heeft geschreven. Dit onderwerp lijkt bijna gemonopoliseerd door protestanten. Met name de orthodoxe richting is bij de protestantse auteurs heel sterk vertegenwoordigd. Timmermans boekje over de Gorcumse  Martelaren toont “de andere kant van het gelijk.” Het is een echte martelaarsgeschiedenis, met alle gemeenplaatsen die daar bij horen. Het is voorlopig de enige tegenhanger van de tientallen verhalen over protestantse geloofsgetuigen, die gedood werden door de inquisitie. In de deeltjes over Leiden en Breda wordt aandacht gevraagd voor de grote groep katholieken, die in de zestiende en zeventiende eeuw tot zwijgende meerderheid werd gemaakt. Timmermans heeft met zijn boekjes voorzien in een hiaat, waardoor  katholieke kinderen met belangstelling voor geschiedenis vanuit een ander perspectief over de Opstand konden lezen. Kinderen die anders wellicht wat erg eenzijdig te horen kregen over dappere watergeuzen en moedige protestanten die het hùn voorouders wel erg moeilijk gemaakt hadden.

 Literatuur:
Timmermans, A., De Martelaren van Gorcum (Helmond 1951)
Timmermans, A., Beleg en Ontzet van Leiden ( Helmond 1950)
Timmermans, A., Het Turfschip van Breda (Helmond 1951)

Zakelijke info