Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 


190402. Sinterklaas op school door Frits Booy

 "Wel meester! hoe gaat het Met Mina en Koo?" "Ja waarde Sint Niklaas! Dat is maar, zóó zóó!" "Verdienen ze een prijsje Of zijn ze 't niet waard?" "Zij zijn als al de and'ren Wat vrolijk van aard." "Welnu dan, wie stil is En vlijtig hier leert, Ziet, als ik terug kom, Een prijs zich vereerd."

Bovenstaand dialoogje is uit Sint Nikolaas en zijn knecht (Amsterdam ca. 1845) van de Amsterdamse schoolmeester Jan Schenkman. Het is getiteld 'St. Nikolaas in de school' en één van de twaalf tafereeltjes waaruit het boekje bestaat. Het boekje begint met het later zeer bekend geworden sinterklaaslied' Zie, ginds komt de stoomboot'. Schenkman introduceerde het genre sinterklaasboek in de Nederlandse jeugdliteratuur. Hij verzon de persoon van Zwarte Piet zoals we hem nu nog kennen, en de aankomst per stoomboot. Ook het land van herkomst van Sinterklaas en zijn knecht, Spanje, is zijn bedenksel. Sinds Schenkman's uitgave is 'Sinterklaas op school' een vast onderdeel van het traditionele sinterklaasboek. Maar in werkelijkheid is het sinterklaasfeest op school al vele eeuwen ouder. Je kunt zelfs stellen, en ik wil dat in deze bijdrage ook laten zien, dat een schooltraditie ons sinterklaasfeest heeft bepaald!

 De omgekeerde wereld

Circa 1200 was de verering van de heilige Nicolaas, bisschop van Myra, in West-Europa vrij algemeen. Twee jeugdevenementen van toen legden de basis voor ons huidige sinterklaasfeest op school: de Nicolaasverering op 6 december en het feest van Onnozele (=onschuldige) Kinderen op 28 december.

Op de middeleeuwse kloosterscholen ontstond in de dagen na Kerstmis een traditie van de omgekeerde wereld. Kinderen mochten even optreden als hun schoolleiders; dat was toen een abt of een bisschop. Een van de jongste jongens werd als zodanig verkleed; met een gevolg voerde hij dan een schertsmis op. Net zoals bij het carnaval had dit verschijnsel een psychologische functie: de jeugd kon zich jaarlijks even ongestraft afzetten tegen de leiding van het onderwijsinstituut.

Vooral door de Noord-Franse legende van de drie vermoorde en ingezouten scholieren (of studenten) die door de heilige Nicolaas weer tot leven werden gewekt, was deze Nicolaas zeer populair onder de jongeren geworden en werd daarom hun beschermheilige. De sterfdag van bisschop Nicolaas (6 december wordt aangehouden als datum) werd ook om opvoedkundige redenen een feestdag voor scholieren. Deze dag werd gevierd, want men geloofde dat Nicolaas op zijn sterfdag naar de hemel was gegaan. Dit feest werd via de scholen door Europa verbreid, omdat Sint Nicolaas wat betreft gedrag en naastenliefde het goede voorbeeld had gegeven. Er was sprake van een kinderbisschop met gevolg, vaak bestaande uit gemaskerde of zwartgemaakte jongens die voedsel en geschenken kregen. Door onderzoekers wordt hier een verband met de duivel gelegd. Deze werd in de Middeleeuwen vaak voorgesteld als een zwart personage (het kwade) die met een ketting verbonden was aan (en dus totaal afhankelijk van) een heilige, een wit personage (het goede), met name de heilige Nico­laas.

Aanvankelijk werden de armste leerlingen door de kanunniken van nieuwe kleding en schoenen voorzien. Bij de Latijnse scholen in Deventer en Oldenzaal was dat indertijd ook de gewoonte. Later kregen alle kinderen een dag vrij en een traktatie. Op scholen werd ook vaak een toneelstuk over het leven van Nicolaas van Myra opgevoerd. Het oudst bekende Sint­Nicolaasspel is 'Jeu de Saint Nicolas' uit ca. 1200 van Jean Bodel uit de Noord-Franse stad Arras. Er werden op de feestdag ook Sint Nicolaashymnen in het Latijn gezongen, die op de legenden over Sint Nicolaas gebaseerd zijn.

Steeds vaker koos men al op 6 december een kinderbisschop en strekten de festiviteiten zich uit tot en met 'Onnozele Kinderen'. Uiteindelijk zijn beide feesten samengesmolten tot het kinderfeest op 6 december, ook op school. Het Nicolaasfeest had door het aanzien van Sint Nicolaas en het opvoedkundige karakter de voorkeur van de rooms-katholieke geestelijk­heid en de onderwijzers gekregen.

 Grote veranderingen

Na de Reformatie waren alle sinter­klaasevenementen vanwege hun rooms-katholieke karakter lange tijd verboden. In 1663 kwam de Amsterdamse jeugd hiertegen in opstand. Zij ging massaal de straat op en eiste bij de stadsregering het geliefde sinterklaasfeest terug. Deze bond toen in, want onrust in de stad was slecht voor haar imago, dus ook voor de handel! Het compromis werd gevonden dat het sinterklaasfeest wel gevierd mocht worden, maar alleen in huiselijke kring. In afbeeldingen, liederen of herinneringen bleef Sint Nicolaas als levend personage tot ongeveer 1845 onzichtbaar, op een strooiende hand in de avonduren na. Hij was wel hoorbaar, bonzend op deuren en rammelend , ' met kettingen (waarin opnieuw een verband met duivels tot uitdrukking werd gebracht).

Overigens was toen van Zwarte Piet zoals we hem nu kennen nog helemaal geen sprake! Rond 1840 waren er twee zeer verschillende wijzen van optreden van Sint Nicolaas: een traditionele (als een volkse boeman) en een moderne (als een deftige, strenge opvoeder). Sommige geleerden uit die tijd vonden dat het feest niet te ruw maar ook niet te rooms mocht worden; ze zagen de school als de meest geschikte instelling om het sinterklaasfeest aan te passen. Zo zouden de scholen opnieuw het feest verspreid kunnen hebben. Het ligt voor de hand dat de roomse scholen in het zuiden van ons land hiermee zijn begonnen, aangezien ze met heiligen, processies e.d. vertrouwd waren. Protestants-christelijke scholen stelden zich afhoudend op en streng gereformeerde scholen weren het sinterklaasfeest nog altijd.

 Oudst bekende sinterklaasfeesten op school

 Zoals eerder vermeld verscheen omstreeks 1845 Sint Nikolaas en zijn knecht van Schenkman. Voor het eerst zien we een afbeelding van Sinterklaas én een zwarte knecht (toen nog naamloos) in pagekostuum, ook op school. Hoe het in die tijd in werkelijkheid op de scholen toeging is nooit grondig onderzocht. Tot die tijd was Sint Nicolaas alleen te zien op prenten als heilige of als belonende of straffende kindervriend. Heeft Schenkman met zijn boekje de praktijk gevolgd of volgde de praktijk hem later? Het boekje was namelijk erg geliefd: het werd vele malen herdrukt en nagevolgd.

Uit archiefstukken van de afdeling Deventer van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen van 1860 blijkt, dat voor het eerst (?) 'vier Heeren zich met het innen der St Nicolaaspennin­gen en het onthalen der jeugd van de Armenscholen hebben belast'. In 1881 werden er in die stad door de onderwijzers op school drie toneelstukjes voor de hogere klassen opgevoerd; daarna zijn die opvoeringen tot in onze tijd in ondermeer de Deventer schouwburg.

In 1895 mopperde de burgemeester van Sluis over het feit 'dat er op de openbare school een St.Niklaasfeest gevierd werd' (verfoeilijk want rooms!). In West-Brabant bezocht Sinterklaas met een of meer knechten al vanaf 1896 scholen of schoolpleinen, waar de jeugd vóór de traktatie (vaak met cadeautjes) vermanend werd toegesproken. Sint vroeg de kinderen soms om te bidden voor on­gelukkige medescholieren of oorlogvoerende landen. Uiteraard werden er sinterklaasliedjes gezongen en vaak hielden autoriteiten als de pastoor toespraken. In Oudenbosch ging Sint Nicolaas in 1896 op bezoek bij het St. Louis Instituut. Hij kwam met circa twintig (!) knechten, die zeer verschillende kostuums droegen, en bleef ongeveer een uur. Dat is curieus want pas sinds de jaren twintig is er regelmatig sprake van meer dan één Zwarte Piet.

In 1916 deelden onderwijzers van de 'min- en onvermogende scholen' geschenken uit. Er werd toen ook geld voor traktaties en goederen ingezameld om op scholen voor arme kinderen uit te delen. Ook bestonden er comités van gegoede burgers die het financieel mogelijk maakten om het sinterklaasfeest voor leerlingen van armenscholen in een hotelzaal te organiseren. In Baarn waren leerlingen in 1907 al weken van te voren bezig met het instuderen van liedjes en voordrachten. Onder vioolbegeleiding van de meester zong men kwartetten en dubbelkwartetten. Getrakteerd werd op pepernoten, chocolademelk, speculaas en chocoladereepjes. Aan de uitgang kregen de kinderen elk een sinaasappel, voor de meesten de enige in het jaar!

 Wat kinderboeken vertellen

Kath. Leopold vertelt in het verhaal 'Leuke Briefjes' (uit de bundel Zus bij Moes, Amsterdam 1911) over leerlingen die in de klas briefjes op rijm van Sinterklaas vinden: 'Sliep uit! sliep uit! 't is maar een briefje, Breng dit aan Betsy Keizer, liefje!' en 'Zoek jij maar in den turfbak, kindje, Vertel ons gauw maar eens: wat vind je?'

Een andere schoolscène beschrijft de schoolmeester, later schoolopziener, J. Stamperius in St. Nicolaas te Zierikzee (1925), waarin hij in verhaalvorm over het sinterklaasfeest aldaar vertelt. Het boek bevat prachtige sinterklaasfoto's uit die tijd, ook een van het feest op school. Op de bladzij ernaast staat, dat de kinderen 'Want er zijn geen stoute kinderen bij' hebben gezongen: 'Is dat zoo? Och, och, ik wou dat het waar was en Sinterklaas ook. Maar het is niet waar, de juffrouw moet het vertellen: er zijn wèl stoute kinderen bij! Nu, die moeten er dan aan gelooven. De eene zwarte piet rammelt al met zijn ketting (!) en de ander maakt alvast zijn zak open. Och, och, wat worden sommige kleintjes nu bang. Ze huilen van angst en er zijn er, die onder de banken kruipen uit vrees, dat zwarte piet ze in zijn zak stoppen zal. Zoo erg is het niet. Maar de stouterds moeten toch bij Sint-Nicolaas komen en hem een handje geven en beloven, dat ze het nooit en nooit weer zullen doen.'  Pas dan worden aan allen cadeautjes uitgedeeld. Ook al zijn dit verhalen, deze scènes zijn zeker uit het schoolleven gegrepen. In het tijdschrift Katholieke Illustratie van 1928 staat een sinterklaasverhaal met foto's. Op een ervan zien we Sint en Piet op een school in Volendam.

 Ontwikkelingen na 1945

In de jaren vijftig zat ik op de openbare lagere school in Boskoop. Sint en Piet kwamen altijd met een taxi aan en gingen de klassen langs, waar de leerlingen al uit volle borst sinterklaasliederen zongen. Enkelen van ons werden bij de oude kindervriend geroepen en publiekelijk geprezen, aangespoord of vermaand. Met zak en roe werd door Zwarte Piet slechts plagend gedreigd. Deze zat wel vaak achter de juf aan. Ik herinner me nog goed, dat mijn klasgenoten en ik - in de eerste klas gezeten - vol spanning op Sint en Piet zaten te wachten. Ik kreeg even later ontzettend veel pepernoten op mijn bank van Zwarte Piet. Ik schaamde me een beetje, want dan was ik natuurlijk wel heel erg braaf geweest (nu was dat ook zo, maar dat hoefde niet zo openlijk ge­toond worden, vond ik). Veel later kwam ik achter de werkelijke reden voor zoveel pepernoten: Zwarte Piet werd gespeeld door mijn eigen vader! Op sommige kleuter- en lagere scholen werd het feest met de hele school in het gymnastieklokaal gevierd . Soms werd het evenement ingeleid met een (zang)spelletje in plaats van enkel liedjes.Tegenwoordig wordt op bijna alle basisscholen in ons land het sinterklaasfeest min of meer uitbundig gevierd.

Bij de middelbare scholen is dat veel minder het geval, wat gezien de leeftijd van de leerlingen begrijpelijk is. Het feest wordt vaak kinderachtig gevonden (door de pubers) of als onnodig onrust zaaiend gezien (door de schoolleiding). Toch komt het nog geregeld voor dat leerlingen het feest gretig organiseren om vooral docenten in het openbaar belachelijk te maken door leerling sinterklazen. Als leraar bij het middelbaar onderwijs (sinds1966) maakte ik mee dat Sint en Piet bijna jaarlijks in de aula kwamen en sommigen voor het front ter verantwoording riepen. Dat gebeurde in de jaren zestig en zeventig vooral met leraren; zij moesten dan vaak op de schoot van Sint een liedje zingen, tot groot plezier van de leerlingen uiteraard. Een modern voorbeeld van de omgekeerde wereld. Na het aulaoptreden zetten de eerste en tweede klassen apart het feest in de lokalen voort. Daar worden bijvoorbeeld de voor elkaar gemaakte surprises uitgepakt, al dan niet vergezeld van een rijm.

 Tot besluit

Uit het voorgaande moge blijken, dat het onderwijs en het sinterklaasfeest vanaf de Middeleeuwen met elkaar verbonden zijn geweest en elkaar hebben beïnvloed. Heel grondig is deze relatie nog niet onderzocht.Vele (school)archieven en andere bronnen wachten op onderzoek naar het sinterklaasfeest op school; verdergaande conclusies kunnen daarom voorlopig nog niet getrokken worden. Uit boekjes, foto's en herinneringen blijkt hoe het feest sinds 1950 langzamerhand qua aanpak en karakter verandert.

Opvallend is dat vóór 1950 onderwijzers en leraren met meer en leerlingen met minder respect door Zwarte Piet behandeld werden dan erna: deugnieten werden streng aangepakt. Werkelijk de zak in ging echter bijna niemand. Het feest is steeds leuker en meer ontspannen geworden: Sinterklaas is dichter bij de kinderen komen te staan, zak en roe zijn verdwenen en de Pieten zijn nu clowns of acrobaten. Alleen voor de échte kleine gelovigen is het allemaal bloedserieus gebleven.

 Literatuur:

Algemene Deventer Sinterklaascommissie (1994). 't Deventer Sint Nicolaas Feest 1860-1994. Jubileumuitgave. Deventer

F. van den Berg (1997), Stichting Sint Nicolaas Bergen op Zoom (1997).

D. Billiet, F. Booy e.a. (1997). Sint Nicolaas van A tot Z. Eindhoven.

F. Booy (1995). 'Ziet hoe Sint Niklaas zijn leven soms waagt'. Jaarboek van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen 1994. Amsterdam 1995

Louis Janssen (1993). Nicolaas, de duivel en de doden. Baarn.

Provinciaal Overijsels Museum (1988), tentoonstelling 'Sinterklaasje kom maar binnen... '

Zakelijke info