Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 


1
70402. Het Hebreeuwse leesplankje door Judy Schagen, 1999 nr. 4

In 1930 verscheen van de hand van onderwijzeres Schoontje Engelsman het eerste Hebreeuwse leesplankje, (zie afbeelding bij deze tekst en achterzijde van dit nummer). Al geruime tijd vormt dit plankje een vertrouwd onderdeel van de vaste opstelling van het Joods Historisch Museum te Amsterdam. Tot voor kort was er nog weinig over dit leesplankje bekend. Recent onderzoek heeft nieuwe gegevens aan het licht gebracht over dit leesplankje, haar maakster en de illustratrice.

Niet alleen in De Vrijdagavond werd het leesplankje met enthousiasme begroet. Ook Achawa, het maandblad van de Bond van Israelitische Godsdienstonderwijzers in Nederland, besteedde in de jaren '30, '31 en '32 maar liefst drie recensies aan het leesplankje. Vrijwel altijd werd in deze recensies het verband gelegd met het reguliere Nederlandse leesplankje, zoals uit het volgende citaat blijkt: ‘Onze jeugd leert lezen door: aap, noot, mies, wim, zus, jet uit de bekende methode  Hoogeveen. Er zullen weinig scholen in ons vaderland zijn, waar dit niet zoo is. Of het ook zoo gaan zal met het door Mej. Engelsman uit Groningen ontworpen leesplankje? Ik hoop ’t voor de ontwerpster in de eerste plaats, die na veel moeite en veel gecorrespondeer er in geslaagd is het Joodsche leesplankje wereldkundig te maken.’

Tot nu toe is van bovengenoemde correspondentie van mejuffrouw Engelsman niets terug gevonden. Wel is zeker dat zij met andere onderwijzeressen over deze leesplank heeft gesproken. Een van deze onderwijzeressen was mevrouw Anna Frank-Goslinski. Haar dochter, Saar Tromp- Frank (1912), blijkt zich deze bezoeken te herinneren. Bovendien vertelt zij, dat zij de afbeeldingen voor het leesplankje heeft gemaakt.

Uit Achawa blijkt ook dat Engelsman is gaan kijken bij verschillende scholen van de vereniging Kennis en Godsvrucht te Amsterdam, waar werd ge‰xperimenteerd met de methode Hoogeveen voor de Hebreeuwse taal. In ‚‚n van de recensies werd gesproken van de methode Engelsman. Dit lijkt onjuist, aangezien het gaat om een toepassing van de methode Hoogeveen in het Hebreeuwse leesonderwijs.

In het 47ste nummer van het joodse weekblad De Vrijdagavond van 1930 werd dit nieuwe hulpmiddel voor het Hebreeuws onderricht op joodse lagere en godsdienstscholen als volgt aangekondigd: 'Een Hebreeuwsch leesplankje! Men is het er tegenwoordig over eens, dat juist in den leeftijd van kleine kinderen de geschiktheid voor het aanleeren van een andere taal heel groot is. Het is daarom een groote verdienste, dat in ons land mej. S. Engelsman, onderwijzeres in Groningen, een Hebreeuwsch leesplankje het licht heeft doen zien, dat een waardige plaats in onze scholen verdient in te nemen. Het is iets nieuws, iets goeds, iets bruikbaars.’

Het leesplankje is een houten rechthoekig plankje van 27,3 cm x 33 cm. Het is beplakt met drie stroken papier met daarop twee keer zeven en één keer vijf voorstellingen. De fonetische weergave en de vertaling van de woorden is als volgt

Bovenste regel: ner [licht] - har [berg] - kaf [lepel] - ets [boom] - kos [beker] - jam [zee] - waw [haak] Middelste regel: sak [zak] - gan [tuin] - dag [vis] - zeer [krans] - iesj [man] -choet [draad] - pach [kan] Onderste regel: tsvie [hert] - bajit [huis] - sefer [boek] - michtav [brief] - sjoelchan [tafel].Deze voorstellingen corresponderen met de daaronder afgedrukte Hebreeuwse woorden (van rechts naar links te lezen).

Van het leesplankje bestaat een tweede versie, die vrijwel gelijk is aan die van 1930. Deze versie is gemaakt na de Tweede Wereldoorlog, toen de eerste niet meer verkrijgbaar was. De maker ervan is L. Slagter, voorzanger en legerrabbijn uit Enschede. De afbeeldingen zijn nagenoeg hetzelfde, ze zijn alleen grafisch aangepast. Zo ontbreekt het, in het Nederlands geschreven, woord ‘melk’ op de beker. Wel heeft Slagter in de spelling van enkele Hebreeuwse woorden wijzigingen aangebracht. Voor de kenners van het Hebreeuws onder de lezers zal ik ze hier weergeven. Opvallend is namelijk dat bij deze tweede versie de sh’va (een hulpklinker) is weggelaten onder de letters kaf en lamed van respectievelijk michtav en sjoelchan. Terwijl de sh’va onder de tsadie van tsvie wel is blijven staan. Grammaticaal gezien is dit niet zo gek want de sh’va bij de woorden michtav en sjoelchan is een zogenaamde sh’va nach, die niet wordt uitgesproken. De sh’va na onder de tsadie wordt daarentegen wel uitgesproken.

Overeenkomsten en verschillen met het leesplankje van Hoogeveen.

Het oudste Nederlandse leesplankje, uitgegeven in 1897, vormt het begin van de methode Hoogeveen. Het idee achter deze zogenaamde normaalwoorden-methode is dat het ontleden van woorden in klanken hand in hand gaat met het samenvoegen van klanken tot woorden. Bij de gekozen normaalwoorden ligt de nadruk op klankzuiverheid, dat wil zeggen dat de erin voorkomende letters hun normale klank hebben.

Opvallend aan het Hebreeuwse leesplankje zijn de volgende zaken:
-          Alle letters van het alef-beet, ook de zogenaamde sluitletters worden gebruikt.
-          Er wordt veel aandacht geschonken aan de klinkers, hoewel het Hebreeuws een medeklinkerschrift is.
-          Bijna alle woorden hebben slechts één lettergreep. Uitzonderingen zijn de woorden sjoelchan en michtav.
-     Alle verschillende klanken die klinkers en medeklinkers kunnen aannemen,   afhankelijk van hun positie binnen een woord, komen aan bod. Dit blijkt onder andere bij de letter joed in tsvie en bajiet. Bij de gebruikte woorden vallen twee dingen op. Ten eerste zijn de woorden niet onder een bepaald onderwerp te vatten. Bij Hoogeveen is een groot aantal van de woorden persoonsnamen of namen van dieren. Bij het Hebreeuwse plankje komt geen enkele naam voor en slechts twee dieren, vis en hert. Ten tweede hebben alle gebruikte woorden een seculiere betekenis. Ook bij de afbeeldingen wordt nergens verwezen naar de godsdienst. Zo heeft de afgebeelde man wel een hoofdbedekking, maar deze is niet duidelijk een keppel. In het begin van de twintigste eeuw speelden bij het leren lezen van de Hebreeuwse taal vaak godsdienstige opvattingen een rol; na het leren van wat eenvoudige lettergrepen werd al gauw overgeschakeld op godsdienstige lectuur. Het leesplankje was er echter niet op gericht om zo snel mogelijk de Tenach (de bijbel) te kunnen lezen. Het was modern Hebreeuws en lijkt eerder te zijn gemaakt in de geest van het seculiere zionistische onderwijs.
Museum, A’dam, Collectie lie Engelsman, Israël.

Het toenmalig zionisme was een stroming binnen het jodendom die het stichten van een eigen staat, bij voorkeur in Palestina, als ideaal had waarin de eigen (Hebreeuwse) taal ook een belangrijk element vormde voor het versterken van het joods zelfbewustzijn. Hoewel dit seculiere aspect van het Hebreeuwse leesplankje binnen het joodse onderwijs opvallend lijkt, is dat binnen de geschiedenis van de leesplankjes niet bijzonder. Zo zijn er bij de leesplankjes die voornamelijk bij het katholieke onderwijs werden gebruikt, geen verwijzingen naar het katholieke geloof.

Naast het leesplankje bestond de methode Hoogeveen uit een verhaal, een klassikale leesplank, zes boeken, een vertelselplaat en een handleiding. Uit de recensies blijkt dat op scholen de handleiding van Hoogeveen werd gebruikt voor het onderwijs met het Hebreeuwse leesplankje. Verder blijkt dat ook bij het Hebreeuwse leesplankje een klassikale leesplank heeft bestaan. Hier is geen exemplaar van bekend. Zeker is dat Engelsman er geen verhaal bij heeft gemaakt. In Achawa beschreef een onderwijzer het verhaal dat hij er zelf bij had bedacht, waarbij hij vermeldde, 'dat het verhaaltje geen absoluut Joodschen geest ademt.'

 De maakster

Schoontje Hartog Izabella Engelsman werd geboren op 7 juni 1886 in Wijk bij Duurstede als oudste dochter van Nathan Engelsman (1860-1892) en Judith Engelsman-Frijda (1855-1943). Zij is vernoemd naar haar grootmoeder van vaderskant: Schoontje Hartog Bakker. Na Schoontje volgden nog vier kinderen: Levi, Jozef, Abraham en als laatste Nathalie, die twee maanden na het overlijden van haar vader in 1892 werd geboren. Judith voedde haar kinderen alleen op en runde een bedrijf in ijzerwaren en huishoudelijke artikelen, dat later onder de naam ‘J.N. Engelsman’s IJzerhandel N.V.’ door Jozef en Abraham in Utrecht werd voortgezet en uitgebreid. Langzaam maar zeker trok de hele familie weg uit Wijk bij Duurstede. Levi ging naar Utrecht waar hij chazan (voorzanger) werd. Nathalie kwam uiteindelijk in Amsterdam terecht. Hier begon zij een pension 'Huize Engelsman' waar ook Judith ging wonen.

Schoontje vestigde zich in op 4 december 1905 in Amsterdam, als beroep werd in het bevolkingsregister ‘kinder-juffrouw’ vermeld. Tot 1910 woonde zij in Amsterdam. Op 30 september 1910 verhuisde zij weer naar Wijk bij Duurstede. Uiteindelijk vestigde zij zich op 30 december 1912 in Groningen. Dit keer werd achter haar naam in het bevolkingsregister ‘onderwijzeres’ vermeld. Waarschijnlijk heeft zij in Amsterdam een opleiding tot onderwijzeres gevolgd en vervolgens ervaring als onderwijzeres opgedaan. Wat haar naar Groningen heeft gebracht is niet bekend. In Groningen woonde zij op verschillende adressen. Het laatste adres was, in de joodse wijk, Folkingenstraat nr. 7.

Schoontje was een ondernemende vrouw. In 1932, twee jaar na het vervaardigen van het leesplankje, vertrok zij als alleenstaande vrouw naar Palestina. Aan de hand van foto’s die zij daar nam, onder andere van Arabische kinderen in Allenbystreet in Tel-Aviv, gaf zij, weer terug in Nederland, lezingen over Palestina bij verschillende joodse gemeenten. Deze reis toont de zionistische belangstelling van Engelsman.

Bijna dertig jaar lang gaf Engelsman in Groningen les aan ‘de kleintjes’. Een oud-leerling herinnert zich haar als ‘een klein mensje met sluik haar en vrij pittig’. Schoontje Hartog Izabella Engelsman werd op 23 juli 1943 in Sobibor vermoord. Het belang van het werk van Engelsman werd in het volgende stukje uit Achawa nog eens verwoord:  ‘Onmiddellijk mag ik er aan toevoegen, dat de resultaten absoluut bevredigend genoemd mogen worden en dat vooral de kinderen met veel plezier op deze wijze Hebreeuwsch lezen (daarom) mogen wij Mej. Engelsman dankbaar zijn voor haar schepping.’

Zakelijke info