Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 


150403. "Eerst het spaargeld meneer ". Mijn eerste schooldag als onderwijzer F. J. Huiskamp, 1997 nr. 4

 Mijn kweekschoolakte behaalde ik in 1953, waarna ik snel aan de slag kon aan de 2de Prinseschool te Enschede, waarschijnlijk omdat ik een aardige zangles gaf op de toen gebruikelijke proefles, in aanwezigheid van een serie in mijn ogen bejaarde en grimmige schoolhoofden. De heer H. Delcour, zelf een bevlogen muzikant, herkende waarschijnlijk het minder serieuze in mij en bezorgde mij een derde klas ter temming en onderrichting.

Op de laatste zaterdag van de zomervakantie betrad ik voor de eerste maal het klaslokaal, volgestouwd met twee‑zitsbanken, een podium met hoge lessenaar en dito stoel. Aan mij de taak om in de kast de gebruikte methodes te ordenen en mij voor te bereiden op de eerste schooldag. Wat een bruine massa trof ik aan: taal‑, reken‑ en leesboekjes in afschuwelijk hoge stapels, allemaal ingekaft in bruin papier met een doorlopend nummer op de rechter bovenkant. Mijn volgende taak was de absentielijst in te vullen, jongens links en meisjes rechts, in alfabetische volgorde en voorzien van een persoonsnummer. In de vensterbank stonden lege bloempotten, maar op mijn lessenaar zette ik een boeketje bloemen om tenminste iets fleurigs te vertonen. Daarna begon het moeilijker werk, het vervaardigen van een bordtekening ter verwelkoming van de kinderen die tot mij zouden komen. Op mijn beste manier vergrootte ik een prent uit een meegenomen boek en kleurde deze in met bordkrijt, waarvan ik enige in houten kistjes had aangetroffen. Daarna was het tijd om met mijn collega's kennis te maken. Drie oudere onderwijzeressen en twee onderwijzers van wat jeugdiger aanschijn trof ik aan. Zij zullen mij wel bemoedigend hebben toegesproken...

De volgende dag besteedde ik aan het inlezen van de methodes en aan het invullen van het weekrooster in de agenda, een hele puzzel. Ik sliep onrustig en was op maandag ver voor de nodige tijd in mijn klas aanwezig. Om vijf voor half negen luidde de schoolbel op de binnenplaats en de kinderen stelden zich in rijen bij hun leraren op. De horde die overbleef schaarde zich nieuwsgierig voor mijn standplaats. Gezamenlijk trok ieder naar binnen, sommigen beladen met sansevieria's en kindjes‑op‑moeders‑schoot. Een eerste gevecht ontstond over de gewenste zitplaats: wie kwam naast wie te zitten? Na verloop van tijd was het lokaal tot de rand gevuld,' Twee nauwe doorgangen verleenden mij de mogelijkheid me van voor naar acter te bewegen, alleen tussen de bordwand en de eerste rijen was 5 cm. meer ruimte.

45 paar ogen staarden de meester aan, die uiterlijk onbewogen met het uitdelen der lesboekjes wilde beginnen. Maar ik had buiten de waard gerekend. "Meneer", zo werd er geroepen, "eerst het spaargeld innemen!" Daar gaf ik gehoor aan, daar ik geen inbreuk wilde maken op gevestigde tradities. Een dertigtal kinderen overstelpte me met kwartjes, waarvoor ik spaarzegels diende te verstrekken. Een behulpzame hand haalde bij een collega een pakketje zegels en spaarformulieren, terwijl ik me bedacht hoe ik een en ander zou administreren. Daartoe leek mij de absentielijst het meest geschikt, dus gauw een kolom 'sparen' toegevoegd. Na een kwartier was ik door dit onderdeel heen en wilde eindelijk de boekjes gaan uitdelen. Nee hoor, de kinderen vonden dat het nu tijd was om de meegebrachte gelden voor een schoolreisje in te leveren. Een nieuwe kolom 'schoolreis' verscheen. Daarna wilde ik ...., maar nee: "Meneer, het schoolmelkgeld!" Volgende kolom: 'schoolmelk'. "Meneer, waar is het busje voor de maandagscent?" Wist ik veel. Weer een collega te hulp geroepen en de storting nam een aanvang. Kon ik nu toch wel eindelijk eens beginnen met de taak waarvoor ik een schamel loon zou ontvangen? Ach nee, ik kende geen enkel kind bij naam. Ik moest ter plekke een plattegrond van het lokaal vervaardigen, liet op grond van mijn naamlijst ieder stuk voor stuk een vingeropsteken na door mij opgelezen te zijn en dat was dat. In de absentielijst kon ik meteen het eerste streepje zetten als teken van afwezigheid van een der kinderen. Mijn grote doel, het uitdelen der boekjes kon beginnen.

Op de lange duur had elke leerling enige stapels boekjes, voorzien van het zelfde aan de naam gekoppeld nummer, inclusief een liniaal, penhouder met kroontjespen, en een potlood waar ik op vaardige wijze een spaantje afsneed om ook daar het gewenste cijfer op te zetten. Na nog enig geharrewar over het vullen van de inktpotjes en het controleren van vloei en inktlap kon ik met mijn lessen officieel beginnen. Het was inmiddels half elf. Daar klonk de bel voor de pauze. Onderwijzen, wat een vak! Pas na enige dagen begonnen de kinderen hun genummerd patroon te verliezen en werden ze lieverds en stouterds met een eigen identiteit.

P S. Ik ben een ruimhartig voorstander van een wetsartikel dat verbiedt een groep kinderen groter dan 25 aan het toezicht van één leerkracht bloot te stellen.

Zakelijke info