Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 


90303. Overeenkomst of verschil? naïeve kunst, cobra en kindertekeningen Sandra van Dijk Peter Fransman, 1991 nr. 3

 Naïeve kunst

Naïeve kunst is oorspronkelijke en spontane kunst, niet behorend tot een school of stroming. De maker van deze kunst baseert zich vooral op de eigen ervaring (in de brede zin van het woord) waardoor zijn kunst uitermate persoonlijk is te noemen, zowel naar vorm als inhoud. Hiermee beantwoordt hij onbedoeld aan het ideaal, dat de moderne kunst voor ogen staat.

Naïeve kunstenaars zijn vrijwel zonder uitzondering onopgeleid. Hierdoor is hun kunst a‑intellectueel. Dit kenmerk dat de naïeve kunst soms wordt verweten en grond voor discriminatie oplevert, vertegenwoordigt echter haar werkelijke waarde. De niet intellectuele kunstenaar, maker van naïeve kunst, is veel minder door de hem omringende cultuur geconditioneerd, zodat het creatieve proces intuïtiever verloopt, de vormgeving intensiever en de expressiviteit intenser is.

Uit de geschiedenis van de kunst sinds de Romantiek blijkt telkens weer dat de intellectuele kunstenaar ten tijde van crises zich de naïeve en aanverwante kunst ten voorbeeld stelt. Dit voorbeeld zal blijvend werkzaam zijn als meest zuivere en vrije wijze van creatief produceren. In dit verband kunnen o.a. Picasso, Kandinsky, Klee en Dubuffet genoemd worden.

Naïeve kunst en de kindertekening

Het werk van de naïeve kunstenaars en dat van het kind geven de indruk van ongeoefendheid. In het kort volgen hier enkele eigenschappen die aan deze indruk ten grondslag liggen.

Zowel in het werk van de naïeve kunstenaar als bij de kindertekening komt soms een wijze van voorstellen voor waarbij figuren en objecten los van elkaar en bovendien met hun volledige omtreklijnen zijn voorgesteld. In andere gevallen ligt de overeenkomst in het gelaagd perspectief: het in lagen boven elkaar plaatsen van beeldelementen die zich in werkelijkheid achter elkaar bevinden. Ook komt in beide uitingen planperspectief voor: de verdeling in voor,­midden‑, en achterplan. Dit geldt ook voor het vogelvlucht‑ en kikkerperspectief. Voorts treft men in beide uitingen een juxtapositie der dingen aan: een compositieschema waarbij de onderdelen duidelijk van elkaar zijn gescheiden, naast en boven elkaar worden neergezet. De onderdelen zijn dus altijd in hun geheel zichtbaar. Tenslotte is er nog de herhaling van het beeldelement. Wanneer een manier gevonden wordt om bijvoorbeeld een boom weer te geven dan wordt dit motief, zonder variatie in groepen of in reeksen herhaald. Dit wat betreft de uiterlijke overeenkomsten.

Kenmerkend voor de kindertekening is het tekortschieten van de weergave van de werkelijkheid. Hoe ouder echter het kind hoe beter de werkelijkheid wordt benaderd. De naïeve kunstenaar zal in eerste instantie niet proberen de werkelijkheid te benaderen, het is de persoonlijke beleving van de werkelijkheid die voorop staat.

In beide uitingen blijven merendeels de vormen van expressie binnen de twee dimensies van het platte vlak. Er blijkt geen behoefte te zijn perspectief en volume aan te brengen zoals bij de academisch gevormde kunstenaar. Dit alles maakt dat de kindertekening één van de weinige kunstvormen is die zich aan de heerschappij van de academie onttrekken evenals de naïeve kunst, volkskunst en primitieve kunst.

 Cobra/kindertekening/naïeve kunst

Vanuit de kindertekening èn de naïeve kunst bestaat aansluiting met het werk van de kunstenaars Paul Klee, Miró en de schilders van de Cobra‑groep. Deze kunstenaars hebben vanuit hun eigen archetypische vormbesef tekens en situaties opnieuw geïntroduceerd. Het is dan ook niet toevallig dat de belangstelling voor de kindertekening gelijke tred heeft gehouden met de waardering voor Klee, Miró en de Cobra‑kunstenaars.

De kunstenaars van deze laatste groep ontdekten aan het eind van de jaren veertig van deze eeuw ‑vóór de uiteindelijke oprichting van de groep‑ een gelijk idee in hun manier van werken en de daaraan ten grondslag liggende gedachten. Het enthousiasme voor elkaars werk en de later ontstane samenwerkingsvormen leidden op een gegeven moment tot onderlinge beïnvloeding. Met name de spontaniteit, de bewust gezochte automatische werkwijze, het gebruik van de picturale waarde van het schrift (zoals dit ook bij de archetypes van het kind te vinden is) en de diepe belangstelling voor de uitingen van het kind bracht hen in hun werk zichtbaar bij elkaar.

De onderlinge beïnvloeding was zo sterk dat er sprake was van een gelijke beeldtaal, de 'taal der experimentele kunstenaars', die sedert het proefschrift van Willemijn Stokvis de zogenaamde 'Cobra‑taal' genoemd wordt. Uitgangspunt van de Cobra‑taal was het begin van de beschaving: het nulpunt. Het pogen te beginnen vanuit het puur menselijk zijn, waarbij men zich niet wilde laten beïnvloeden door het (Westerse) cultuurpatroon. Gevoelens werden getracht omgezet te worden in kunstzinnige uitingen. Vanuit dit punt voelden zij zich verwant met de uitingen van de volks‑, primitieve en naïeve kunst en het werk van de Art Brut kunstenaar. (Deze laatste groep behoort eveneens tot het verzamelgebied van de Stichting Nederlands Museum voor Naïeve Kunst).

Bij de Deense kunstenaars van de groep ontstond vlak voor de Tweede Wereldoorlog een beeldvorm die sterke overeenkomsten met de volkskunstige monsters (trollen) uit Scandinavië vertoonde. Deze figuren ontstaan uit het innerlijke van de kunstenaars in wisselwerking met de materie en dit oorspronkelijke gegeven maakte diepe indruk op de Nederlandse Experimentelen. Opzoek naar inspiratie werd de kindertekening de vorm van de Cobra‑taal voor de Nederlandse kunstenaars. Dit vanwege het feit dat de volkskunst steeds fantastisch en symbolisch was en men symbolen wilde vinden die verstaanbaar waren voor alle mensen. Men zocht niet de surrealistisch‑naturalistische taal. Men wilde de mens in een oorspronkelijke vorm laten zien:'La bête Humaine'. Het spontaan, improviserend of automatisch te werk gaan is globaal het samenvattende kenmerk. Zonder dat dit tot een dogma verheven werd. Dit en de verwantschap met de kindertekening en de naïeve kunst komt ondermeer tot uiting in het vierde nummer van het tijdschrift 'Cobra' (november 1949, Amsterdam) waarin zowel kindertekeningen als werken van naïeve kunstenaars werden afgebeeld.

Samenvattend kan gesteld worden dat de Cobra‑ en de naïeve kunst zowel bewust als onbewust de kindertekening, of beter gezegd de uiting van het kind door middel van de tekening, als inspiratiebron kennen. Tijdens de tentoonstelling wordt dit gegeven nader uitgewerkt aan de hand van sprekende voorbeelden. De tentoonstelling vormt zowel voor kinderen als voor volwassenen een unieke gelegenheid om kennis te maken met drie aan elkaar verwante en tegelijkertijd zo verschillende kunstuitingen.

Zakelijke info