Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 


40403. Men laet een yder weten. schooladvertenties in de
Amsterdamse courant 1672-1722 door M.G.A. Schipper- van Lottum, 1986 nr. 4

Inleiding

Vanaf 1618 verscheen in Amsterdam de eerste gedrukte krant, die eerst één maal per week werd uitgegeven en later, na 1645, drie maal per week.') Omstreeks 1670﷓1672 is vermoedelijk de krantekop voorzien van het Amsterdamse wapen en zijn de afleveringen d'Amsterdamsche Dinsdaeghse, Donderdaeghse en Saturdaeghse Courant genoemd, naar de dagen waarop de nieuwstijdingen verschenen. De krant bestond uit een foliovel, dat al spoedig na 1619 aan twee kanten werd bedrukt met nieuws uit het buiten-en binnenland en vooral ook met berichten van de uitgaande en binnenkomende schepen van de Oostindische en Westindische Compagnie. Op 8 Maart 1621 komt de eerste advertentie voor. In de 162 couranten die zijn overgebleven uit de jaren tussen 1618 en 1625 zijn in totaal maar vijftien annonces opgenomen en die betreffen alle nieuw te verschijnen boeken. Een bijna complete serie van deze oude nieuwsbron is vanaf het jaar 1672 bewaard gebleven. Daaruit blijkt, dat tot het jaar 1700 het aantal advertenties gering blijft. Dat is spijtig omdat juist de advertenties, die in de loop der jaren qua inhoud een grote verscheidenheid gaan vertonen, dikwijls de beste historische vondsten opleveren. Pas na 1700 wordt het aanbod van annonces groter en vanaf 1730 neemt het zodanig toe dat het aandeel van berichten en advertenties omstreeks het jaar 1740 gelijk is.

In de krant zijn sinds het jaar 1672 ook advertenties opgenomen waarin schoolmeesters- en meesteressen hun scholen zo aantrekkelijk mogelijk voorstellen, met het doel kinderen voor hun instellingen te werven. Uit het schoolgeld moest het levensonderhoud van de meester, het lesmateriaal, de huur van de school en eventueel extra personeel worden bekostigd.

Franse en Latijnse schoolmeesters

 In het jaar 1672 is er maar één aankondiging: "16 April 1672. Men laet een yder weten, dat by de oude Kerck een nieu Frans School opgerecht is, al waer men de suyvere Fransche tael leert lesen en spreken, als oock curieus schryven, ende Cyfferkonst, met meer andere dingen, nodigh tot de goede opvoeding der jeucht. Oock leert men de meysjens veelderhande fraye wercken, soo met de naelde als andersints, en men hout oock Kost﷓gangers, soo in de heele als halve kost".

In deze advertentie, ruim tien jaar vóór de herroeping van het Edict van Nantes, vestigde zich een Fransman met zijn vrouw, of dochter, in Amsterdam. Met toestemming van de stadsbestuurders opende hij een school voorjongens en meisjes. Via de oproep in de krant mikte hij op de zoons van kooplui, die bij hem de Franse taal, het schrijven van een goed handschrift en wellicht schoonschrijven en rekenen konden leren. De moeders werden attent gemaakt op de mogelijkheden hun dochters te laten bezighouden met de fraaie vrouwelijke handwerken (dus geen nuttige) en vermoedelijk staken de meisjes ook nog het een en ander op van het Frans.

Franse scholen en kostscholen waar uitgeweken Zuidnederlanders les gaven waren er vanaf het jaar 1600 al in Delft en Gouda.2) Bij zulke scholen waren er voor de kinderen drie manieren van het verblijven in de school: de dagschool met een onderbreking in de middagpauze, de dagschool met overblijven en een maaltijd in de middagpauze en de school waar ze geheel in de kost waren en waarschijnlijk ook bleven overnachten. Gezien het feit dat de school in Amsterdam was gevestigd konden kinderen uit de stad .'huis slapen, voor kinderen van buiten Amsterdam was dit echter niet mogelijk. t jaar 1673 levert eveneens maar één advertentie op: "Mr. Philippe Jolyn, geboren Fransman heeft met consent van de Magistraet tot Sardam, opgerecht een Kostschool voor de Latynse, Italiaense en France Tael, nevens onderwys van goede zeden en manieren; als mede wel schryven en Cyfferen; heeft ten dien eynde een beqaem huys gehuert aen de Oostsyde van Sardam, op het France Padt. Presenteert syn dienst, om de jeught wel te onderwysen in de bovengenoemde Talen, vooreen civiele prys". Over de school aan het Franse Pad in Zaandam is uit archieven meer bekend. In Lootsma's "Uit Zaansche Notaris﷓Protocollen" staat op blz. 18 en 19 vermeld, dat reeds in het jaar 1656 deze school werd geleid door Mr. Gilles van Breen, Frans schoolmeester. Hij stelde een methode op voor het goed leren schrijven, die in boekvorm werd uitgegeven.3) Van Breen werd opgevolgd door Mr. Ysaac Coupry in hetjaar 1662. Vierjaar later zou diens plaats worden ingenomen door M. Cornelis Jansz. Kalff. Beiden waren Frans schoolmeester, hetgeen wil zeggen dat zij de Franse taal onderwezen.

Uit de advertentie van 1673 blijkt dat Mr. Philippe Jolyn toestemming had gekregen om een Franse kostschool te houden op het Franse Pad. Behalve de Franse taal gaf hij tevens les in Italiaans en Latijn. Hij vertrok echter al anderhalf jaar later naar Weesp. Kort daarop verscheen een annonce, op 21 augustus geplaatst door Mr. Jean Coupry, dat "Het Latynsche Kostschool tot Sardam" door het vertrek van de vermaarde Ph. Jolin vacant was geworden. De school aan het Franse Pad veranderde daarna van karakter, want Jan Pietersz. Stuurman, leermeester in de grote en de kleine zeevaart, liet op 20 september 1701 in de Amsterdamse Courant drukken dat hij op het Franse Pad woonde in Oostzaandam en aanbood "te leeren de konst der Stuurlieden". Jolin af nog twee keer bekendheid aan zijn school te Weesp en noemde zich daar Latijnse rector. Na zijn overlijden, in het jaar 1700, wordt aan "'t Frans Duyts Kost-School, van wyle den Heer Philip Jolin" opnieuw bekendheid gegeven, nu door Mr. Willem de Vroome. De vakken waren "de Schryfkonst, Rekenkonst, Italaens Boekhouden en het van eygene Negotie: beneffens aen Jonge Juffrouwen, alle soorten handwerken, door den dienst van syn Eygen Vrouw, geassisteert meteen Franse Juffer". De Vroome blijkt dan geen Latijnse lessen meer te geven.

De meesters die Latijn onderwezen waren meestal predikant. Van Latijnse scholen is in de advertenties vaker sprake; natuurlijk in Amsterdam (niet te verwarren met de illustre School), maar ook in Schagen, Noordwijk, Bodengraven, Den Haag, Schiedam, Edam, Harderwijk, de Rijp, Oldenzaal, in Culemborg en Zevenaar, enz.

Mr. Herman Mellinghuysen, eerst te Bodengraven gevestigd, vertrok in 1706 naar Zaandam en onderwees daarin zijn "Kost en Kunst-School" op het Kuiperspad Grieks, Latijn, Frans, Engels, Hoog- en Nederduits, Italiaans boekhouden, cijferen, historie, geografie en op verzoek nog Hebreeuws en muziek.

 Het vakkenpakket

Uit mijn onderzoek in de Amsterdamse Courant komt naar voren, dat de keuze voor jongens, wat het aantal vakken en het type van scholen betreft, veel groter was dan voor meisjes. De dochters van welgestelde ouders hoefden in het geheel niet te werken. De minder gesitueerde meisjes die niet trouwden, hadden slechts de keuze uit huishoudelijke baantjes, of zij konden bijvoorbeeld winkelmeisje, naaister of onderwijzeres worden. De jongens moesten de handel, de militaire dienst of de zeevaart in, danwel worden opgeleid voor bestuursfuncties. Zij konden voorts chirurgijn, medicus, boekhouder, klerk, predikant, meester of professor worden. Ook konden zij zich opwerkentot het meesterschap van de verschillende gilden.

Voor de handel verdiende het aanbeveling kennis te hebben van vreemde talen, en het goed en snel kunnen rekenen was zelfs een vereiste. Met betrekking tot de scheepvaart worden advertenties gevonden waarin meesters de vakken voor dit specifieke terrein aanbevelen: "16 Juny 1674. Mr. Claes Pieke Graad, Stads Schoolmeester, gesworen Ingenieur, Landtmeter, en Wynpegelaer, maekt aen yder bekent, dat hy schoole houd in de Mathesis, om een yegelycken op verscheyde manieren, en dat soo kort, klaer en bondig als yemand noch ghedaen heeft, te leeren 't Ingenieurschap, of militaire Boukonst, Landmeten, Wynpegelen en de konst der groote Zeevaert, &c. als mede een nieuwe beknopte tafelrekeninge, waer door men een leerling, veel eerder, gewisser en vaerdiger kan leeren, als ook de Stokrekeninge van J. Neperus. So yemandt desen Mr. van nooden heeft, kan hem addresseeren tot Harlingen op de Lanen, sal een yder goed contentement doen".

Voorde meester telde in de eerste plaats kennis uit ervaring, maar hij kon ook zijn licht opsteken in boeken. Bij Johannes van Keulen in Amsterdam, bijvoorbeeld, "is gedruckt en wordt uytgegeven de Zeemans Wechwyser", waarin de eerder genoemde kunsten worden beschreven, en nog veel meer, door Olfert Franse de Groot en Claes Janse Vooght. In deze advertentie, van 11 november 1684, staan nog meer boekjes aangeprezen, o.a. een boek voor het "Duyts en Frans door Vooght, Lantmeter". Soortgelijke scholen waren er te Broek in Waterland waar C.J. Vooght school hield in "de Rekenkonst, Navigatie, Astronomia, Geometria, Algebra &c.", maar ook in Amsterdam, de Rijp en Kwadijk.

In Kwadijk, gelegen tussen Edam en Purmerend, zetelde Klaas Najer. Als schoolmeester onderwees hij in "de konst van perfect Spelden, en Lesen: mitsgaders de loffelyke konsten van Schryven, Syferen, Singen, Italiaens en Scheeps Boekhouden, Konst der Stuurlieden, Landmeten, Rooy Keost van Varen en andere Geometrische Soliden. Als mede de meetkonst van Hoogtens, Diepte, Wyte, Breete, Lengte; als van Toorns, Bergen, Veleyen, Rivieren, Sloden, Dykagie, Moerassen, bossagie, en diergelyke Matematise oeffeninge meer" (1 juni 1694). Najer noemt in een aankondiging van 30 october 1696 onder andere: "'t Boekhouden, Navigatie, en Roy﷓Koest, yder voor een prys van 30 guldens;". Vervolgens laat hij op 21 augustus 1700 in de krant behalve zijn eerder genoemde vakken weten: "Nog instrueert deselve Klaes Najer (in opsigt van waerschouwinge aen d'onkundige) dat de Quadratura Circuli door J. Marcelis uytgegeven, een Abusive en misleydende inventie is: en om desen Heer (of iemand anders) tot ondersoek van dit voorwerp aen te spooren, sal ....". Kort daarna, in de krant van 26 augustus, vraagt Jacob Marcelis om nader uitleg op de aantijging van Klaas Najer. Maar meningsverschillen over de manier van les geven en welke boeken daarbij werden gebruikt zijn echter sporadisch door middel van advertenties in de krant kenbaar gemaakt. Vaker werden rechtzettingen van valse geruchten vermeld over het opheffen van scholen, of over het slecht functioneren van een meester of een matres; ook toen bestond er afgunst.

Op 3 augustus 1702 maakte K. Najer bekend dat hij ook les gaf aan "Leerlingen die wat plomb van verstand zyn", en de krant van 23 april 1705 meldde dat hij al sinds 10 jaar kostschoolhouder was. Daarna gaf hij op 14 december 1706 (herhaald in krant nr. 39 van 1707), behalve de normale inhoud van zijn advertenties, zijn ergernis te kennen over het insluipen van verkeerd gespelde woorden. Nog eenmaal zal er een bekendmaking door Najer in de krant worden geplaatst, dit keer met de aanvulling: "Kort en Klaer of geen geld" (5 juni 1710). En op 29 september 1712 verscheen de annonce "Terwyl het School tot Kwadyk is komen te vaceeren door het overlyden van Klaes Najer, Schoolmeester en Voorzanger, soo nodigen de Ed. Regenten, op een jaerlyks tractement van 130 gl. en verdere emolumenten die gene die lust hebben ...." Mr. Poulain Fransen, van beroep goudsmid, trachtte in zijn aankondiging van 25 mei 1685 meisjes te werven voorzijn (winkel)school met hele en halve kost; hij zou ze leren "Nayen, Borduuren, Tapyt maecken, Musyck singen, Frans lesen en schryven". Deze, school was in de Nes te Amsterdam gevestigd. Schoolmeesters van kostscholen term platten lande lokten met hun advertenties door, behalve de vakken, ook de plezierige en gezonde omgeving breed uit te meten. Deze scholen waren meestal aan, of in de nabijheid van, een vaarwater gelegen, zodat van de goedkoopste manier van vervoer gebruik kon worden gemaakt, namelijk de veerschuit. Een afstand van 5 à 6 uur varen werd als zeer redelijk ervaren.

Het vak muziek duikt het eerst op in de krant van 11 maart 1677, maar hierbij wordt niet gesproken van instrumenten. Daarom zal het muziek maken in de aldaar genoemde school te Heusden wel tot zingen en wellicht het lezen van muzieknoten beperkt zijn gebleven. Gedurende de laatste jaren van de zeventiende, maar vooral in de achttiende eeuw breidde het vakkenpakket zich verder uit. De lessen in psalmen zingen, de grondbeginselen van de gereformeerde religie, het tekenen, colleges in de historie en het recht, alsmede de Griekse en de Hebreeuwse taal staan regelmatig vermeld. In de krant van 20 april 1706 deed monsr. de Courcelle in Utrecht weten dat bij hem, naast het Latijn en Frans, ook onderwijs werd gegeven in aardrijkskunde, geschiedenis, een goede stijl van schrijven, boekhouden, dansen, schermen, tekenen, zingen, en het leren bespelen van alle instrumenten. Dit alles zonder het onderwijs en de plichten van een goed christen te verzuimen. Bij Hendrik Desaguliers, Mr. in de wiskunde, konden jongens ook aan lichamelijke oefeningen deel nemen. (nr. 70 in 1708).

Leermiddelen in advertenties

 Soms is er met de kwaliteiten van leerboeken geadverteerd. In het jaar 1690 (17 oct.)V* dit middel aangegrepen om leerlingen te trekken: "Bij Pieter van Opoeteren, Swager van Francois de Bruyne, zyn te bekomen de 10 Deelen van Mr. Hanssen Cardinael. seer konstig by hem uytgewerkt, en werden by hem onderwesen; als mede de Boeken van Euclides; ook heeft hy een korte maniervan Cyfferen uytgevonden die nooit bedacht is, sonder Boeken, om de Kinderen te leeren de gantsche Negotie in de Cyfferkonst; te weten de Regel van Dryen in 't geheel, in 't gebroken, de Practyk, Intrest, en Intrest op Intrest, van Rabat, de Lagio tusschen Kas﷓en Bankgeld (I'agio), van mangeling Winst en Verlies, van Compagnie de Wissel, en indien het in twee Maenden niet geleerd word, geen geld; ....". Die tijdsduur van enkele maanden zal voor velen een aantrekkelijke factor zijn geweest. Of dit in de prijs van het lesgeld iets zal hebben uitgemaakt en of zo'n stoomcursus beklijfde leren de schooladvertenties niet.

Behalve schoolboeken staan in de krant ook schoolmeubilair aangeboden, bijvoorbeeld "Tafels, banken, een schoone Kachel en een opstel van een Winkel, als mede een Cantoor &c.".Onder een "opstel" van een winkel moet de inrichting van een werkplaats worden begrepen en vaak was zo'n winkel of werkplaats tevens de ruimte waar leerlingen in de praktijk werden opgeleid. Het "Cantoor" zal vermoedelijk een staande lessenaar met een bergruimte zijn geweest. Op 16 mei 1719 werd een drukkerij te Zwolle te koop aangeboden, waar onder meer "curieuse A.B.C. Tytelplaetjes op Palmboomen hout gesneeden" bij de koop behoorden. En Dirk Schagen, de "Leyjemaker", liet 10 juni 1698 weten dat bij hem allerlei soorten "Cyffer﷓Leyen" te koop waren. Advertenties met papier, pennen en inkt komen uiteraard ook voor.

Over de aanvang van de lesuren staat van tijd tot tijd het een en ander te lezen. Daaruit blijkt dat de schooldagen voor kinderen uit de zeventiende en de achttiende eeuw vroeg begonnen: "11 October 1701. Noë Mazars, Frans Predikant, wonende op de Fluweele Burgwal (Amst.) onderwyst de Philosophie, de Geographie, 't gebruik der Globen en Kaerten; mitsgaders de Historie in 't Latyn en Frans, van 's morgens ten 7 uuren tot den middag, en 's middags van 3 uuren tot den avond".

 Bestuurders, buitenlui en bejaarden

 Het waren overigens niet alleen meesters en meesteressen die zich met advertenties tot de lezers van kranten hebben gericht, ook de heren burgemeesters en de regeerders van grote en kleine plaatsen, evenals regenten van bepaalde instellingen hebben oproepen voor gegadigden geplaatst. Meestal vroegen zij eersteklas onderwijzend personeel. Zij konden de meesters en meesteressen een vast jaargeld aanbieden, met daarnaast nog andere vergoedingen. De verantwoordelijkheid voor de school verschoof op die manier voor een groot deel van de schouders van de meester naar een hogere instantie. Het stadsbestuur of de regenten konden zelf eisen stellen ten aanzien van de te onderwijzen vakken en de kwaliteit van het onderwijs. Ook bepaalden zij in de advertenties tot welke geloofsovertuiging de sollicitanten moesten behoren. Daarnaast werd van de meester meestal verlangd dat hij getrouwd was en dat zijn vrouw de meisjes zou leren handwerken. Toch zou het nog tot circa 1730 duren voor de aankondigingen van de zelfstandig opererende meesters en meesteressen werden overschaduwd door advertenties van bestuurders.

Annonces die buiten de 'normale' vraag of het aanbod van meesters en scholen vallen zijn die welke meesters of leerlingen vragen voor scholen buiten Nederland. Het eerste voorbeeld is van een christelijke school van de Nederlandse adel te Luik, de Academie van Sedan geheten. Daar werd door de beste meesters van Parijs aan kostgangers vanaf 7 jaar les gegeven in militaire zaken, het paard rijden, schermen, dansen, poItigeren, in militaire 'evolutien', de Franse taal en in wiskunde (nr. 29, 1685). Een volgende advertentie verscheen op 10 november 1707: "Vermits Jan de Vos den tyd van ontrent 12 jaren den dienst als Schoolmeester en Voorganger in de Colonie van Suriname hebbende waer genomen, althans sijne dimissie heeft versogt en van node zynde, dat tot desselfs afstoffinge weder een cababel persoon derwaerds werde gesonden, de Nederduytse en Franse Tale verstaende en sprekende om de voorsz. Bedieninge aldaer waer te nemen, op een tractement van 600 gl. jaerlyks boven de emolumenten van de Schoolkinderen. So doen Directeurs van de Geoctroyeerde Societeyt van Suriname ....". Vervolgens liet de Majt. van Pruisen in de Amsterdamse Courant van 22 juni 1719 bekend maken dat in zijn residentie﷓stad Berlijn was opgericht een nieuwe "Ridder﷓Academie" voor adellijke en niet adellijke personen die daar verschillende talen konden leren, het rijden, maar ook schermen en dansen. Tenslotte in deze serie nog een oproep voor een schoolmeester en voorzanger die genegen zou zijn naar Moskou te gaan. Hij zou daar in dienst komen van de Gereformeerde Hollandse Gemeente. De voorwaarden voor zijn aanstelling waren dat hij jong en ongetrouwd moest zijn en dat hij de "fondamenten van de religie" goed verstond. Bij het vrij wonen, en het vrij gebruik van vuur en licht zou zijn salaris 300 gl. per jaar bedragen (20 september 1721).

Als laatste onderwerp voor dit korte en onvolledige verslag over schooladvertenties in de Amsterdamse Courant nog een bekendmaking die betrekking heeft op het onderwijs aan ouderen. "29 September 1689. Mr. Pieter, Schoolmeester tot Amsterdam, in de Oude Zyds Armsteeg, presenteert alle bejaarde personen, van 20. 30, 40 a 50 jaer oud, en die in haer jonge jeugt geen lesen nog schryven hebben geleert, in 6 weeken a 2 maenden volkomen te instrueren, datse alle gemeene Neerduytse boeken sullen konnen lesen, en een goede hant schryven, die van ider sal konnen gelesen worden, en die wel konnen lesen, en niet schryven, kan hy in 3 weken een goede perfecte hand leren schryven. Ook presenteert hy kort onderwys in Hoog﷓ en Neerduytse Taal, Schryf en Reekenkonst, Italiaens en Scheeps﷓Boekhouden, hy gaet mede uyt leeren". Niet alleen deze Mr. Pieter, maar ook andere meesters bieden onderwijs aan voor "bejaarden", dat zowel overdag als 's avonds, in de school, bij de meester of bij de mensen thuis werd gegeven.         

 Noten

1. Dr. Annie Stolp, De eerste couranten in Holland. Academisch proefschrift, Amsterdam 1938. Couranten en Pamfletten, 700 jaar nieuws in Amsterdam, tentoonstelling van het Nederlandsch Persmuseum, Amsterdam 1975. Stichting het Nederlands Persmuseum, tentoonstelling De Nederlandse krant van 1618﷓heden, Amsterdam 1978. Dr. Maarten Schneider/Dr. Joan Hemels, De Nederlandse krant 1618﷓1978. Van 'nieuws tydinghe'tot dagblad. Baarn, vierde herziene en uitgebreide druk, 1979. Dutch Corantos, 1618﷓1650. A bibliography by Folke Dahl, Koninklijke Bibliotheek Den Haag,1946.

2. Dr. J. Briels, Zuid﷓Nederlandse onderwijskrachten in Noord﷓Nederland 1570﷓1630, blz. 106. Arch. van Gesch. Kath. Kerk in Ned., dl. 14 (1972) 89﷓169, 277﷓289: dl. 15 (1973) 114﷓149,   263﷓297. Dr. J. Briels, De Zuid﷓Nederlandse Immigratie 1572﷓1630, Haarlem 1978.3 6 November 1674.

 

Zakelijke info