Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 


 40204. Schoolgebruiken toen en nu

 Kleding op school - inleiding

 Theo Thijssen publiceerde in 1931 een kostelijk boek getiteld "Het taaie ongerief". Daarin vertelt hij over zijn lotgevallen met kleding en schoeisel. Te geringe inkomsten, de bron van al zijn kledingmisère, hebben hem jarenlang parten gespeeld, eerst als leerling, later als kwekeling en onderwijzer. De voortdurende strijd om fatsoenlijk voor de dag te komen, stuitte op hoongelach van klasgenoten; de door zijn moeder met zorg gemaakte broek of jas was te groot of te klein of hopeloos ouderwets. De stugge kleding van de bedeling schuurde pijnlijk langs zijn lichaam. De goedkope bruine hoed, die hij als onderwijzer droeg, liet na een regenbui een prachtige bruine band achter op zijn hoofd. Kortom, er was altijd wat mis.

Nageroepen worden op straat, uitgelachen op het schoolplein, en altijd maarweer een goeie smoes bedenken om eventuele op en aanmerkingen te kunnen pareren, dat is wat Thijssen op meesterlijke wijze beschrijft. En wat talloze vaders en moeders jarenlang hoofdbrekens heeft bezorgd - kinderen groeien, hun kleren helaas niet- , is inmiddels moeiteloos een deel geworden van het huidige modebeeld. Een nieuwe outfit mag gerust oud en versleten lijken; een te korte lange broek is modieus (hoog water noemde wij dat meer dan twintig jaar geleden spottend); fel groen vloekt niet langer bij hel blauw; ruitjes, bloemmotieven, noppen en de meest grillige patronen worden met elkaar gekombineerd ; zelfgemaakte kleren munten uit door uniciteit en fantasie, zijn vaak niet van confectiekleding te onderscheiden (alleen het merkbeeld ontbreekt).

Maar al word je tegenwoordig op school dan niet meer uitgelachen of geplaagd vanwege een winkelhaak in je kleren, een vuile veeg op je jas of een laag kruis in je broek, leerlingen letten nog wel degelijk op elkaars uiterlijk. Kleding, haardracht, schoenen - alles wordt aan een nauwkeurige blik onderworpen. Welke rol speelt kleding in het hedendaagse schoolleven? Wij hebben die vraag voorgelegd aan twee middelbare scholieres. Zij lazen enkele fragmenten uit "Het taaie ongerief" en schreven vervolgens hun eigen ervaringen op. Ook de lezers van De School Anno vragen wij hun herinneringen aan kleding (voorschriften en misère) uit hun eigen schooltijd op schrift vast te leggen en toe te sturen aan de redaktie. Het is een onderwerp, waarover nog maar weinig bekend is. In één van de volgende nummers hopen wij een bloemlezing uit uw reakties te kunnen presenteren.

De redaktie

 Kleding op school: Theo Thijssen

 "Ik heb weer mijn glorie-week, en geniet, als ik de klas binnenkom. Maar het is warm weer, ik puf eigenlijk tegen twaalven van de hitte, al laat ik mijn buisje los hangen. De meisjes zijn lekker in luchtige jurken gekleed; en de andere jongens, met hun enkele sporthemd aan, zijn ook beter af dan ik.

Als de school om half twee weer begint, is het smoorheet; en ik denk: waarom zal ik eigenlijk mijn buisje aanhouden? Mijn overhemd is immers nergens kapot, en mag waarachtig wel gezien worden.! En ik trek mijn buisje uit en hang het aan mijn kapstok, en stap de klas in. Hé, wordt er hier en daarom me gegrinnikt? Vinden sommigen dat het mal staat? Voor alle zekerheid zal ik maar demonstreren, waarom ik zo zonder buis binnenkom: ik puf hoorbaar, en maak wanhopige gebaren vanwege de hitte, en veeg mijn voorhoofd af met mijn zakdoek, en als ik in mijn bank zit, zeg ik hardop tegen mijn buurman: 'Wat is et allereeuwigst warm hè? Ik ga tenminste zomaar zitten.' raar om me heen bemerk ik toch hilariteit, vooral bij de meisjes. 'Kijk die Van Santen eens!' hoor ik duidelijk zeggen. Ik geloof dat ik tòch stom heb gedaan."

Het taaie ongerief

'           "Ik sta die middag in de winkeldeuren zie Henk aankomen in zijn jekker; en ach genade, Henk loopt ook voor gek! Hij heeft zijn tricot-broek aan, een half jaar geleden nog zijn trots; maar dat broekje is gekrompen, en de pijpen komen niet meer onder de jekker uit. Het is net, of Henk geen broek aan heeft; hij is een wandelende klerenstanderd, net als ik, maar dan met een jekkerer overgehangen. Zou hij het zelf al weten? Waarschijnlijk niet; anders zou hij toch geen lust meer hebben om zo breedgeschouderd te doen, zo spierballerig; zo stoere-zeemanachtig; en ik zwijg dus maar.(...) Bij een viskar staat een wijf, en lacht ons duidelijk uit. Wij geven geen erg niks zeggen; doorlopen natuurlijk. 'Och, jesis, hej je geen broek meer an je gat?' informeert het wijf luidruchtig. Henk, instinctmatig, voelt onder aan zijn jekker. Stom, want het wijf zegt dadelijk meewarig: 'Nee hè?' We lopen zwijgend voorbij, Henk kleurend en recht voor zich uitkijkend; maar ik kijk het wijf  aan, zo vernietigend mogelijk.            'Kijk dàt nou kijken, zo’n kip-op-hoge-poten!' roept ze prompt en ik voel dat ik óók een kleur krijg. Enfin, doorlopen, niets zeggen, dat wijf moet natuurlijk bij haar kar blijven, zo meteen zijn we van haar af. Maar daar zijn al een paar kinderen toe komen lopen, en die stappen achter ons aan: 'Hé! Kip op hoge poten! Hé! Jan-zonder-gat!' " Het taaie ongerief

 Kleding op school: 1986

 "Tegenwoordig kleedt de jeugd zich heel anders dan vroeger. Jongens dragen bij warm weer van die luchtige hempjes zonder mouwen. Meisjes lopen dan eerder in een polo Tshirt. Jongens lopen ook veel makkelijker in een korte broek dan meisjes. Meisjes zijn er genoeg die zich elke dag opmaken, ook al zitten ze nog in de laagste klassen van de middelbare school. Ze doen dit om op te vallen, bijvoorbeeld voor jongens of om zich `'          uit te sloven, te laten zien dat je niet bij de gewone meisjes hoort." "Op scholen gebeurt het vaak dat er kledingstukken wegraken, omdat ze erg slordig zijn. Laatst was er een meisje dat bij gymnastiek haarschoen kwijt was. Dit kwam omdat zij haar spullen overal verspreid had liggen in de kleedkamer. In dit geval vond ze haar schoen terug, maar het komt vaak voordatje spullen gestolen worden. Dit kan b.v. als je een extra tasje voor je regenpak bij je hebt. Als je dit per ongeluk in een klaslokaal laat liggen en als je later terugkomt om het op te halen, heb je grote kans dat het gestolen is.

Er is nog een reden hoe het komt datje je spullen kwijtraakt. In de klas gebeurt het vaak dat ze met je spullen beginnen te smijten. Zo kan het gebeuren dat je regenpak opeens drie verdiepingen lager ligt, omdat iemand het van de trap afgooide." "Je ziet weleens leerlingen met een trui aan, waarvan je kunt zien dat ze door hun moeder of oma is gebreid. Dat zijn echt geen lelijke truien. De meeste kleren worden toch wel in de winkel gekocht, denken we. Iemand uit mijn klas had een gave, moderne broek aan met felle kleuren. Toen ik vroeg waar ze die gekocht had bleek dat haar moeder die had gemaakt. Mijn moeder heeft ook weleens een broek gemaakt voor me. Een daarvan was wel leuk, maar die andere was geen gezicht. Ik morste daar dan maar gauw wat op, dan moest hij meteen gewassen worden."

"Sommige meisjes moeten van hun kerk altijd rokken dragen. Dat is niet altijd even leuk omdat ze daarom uitgescholden worden omdat de anderen vinden dat ze achterlopen. Ze zeggen dan bijvoorbeeld: Draag jij nog een rok?" 'Dit jaar zijn felle kleuren in de mode. Toch zie je met iedereen in felle kleuren lopen. De meeste mensen gaan wel met de mode mee en kopen elk jaar weer de nieuwste en leukste kleren. De mode herhaalt zich vaak: de felle kleuren van nu, kunnen over een paar laar weer mode zijn.

Foka van de Beek (15 jaar); Natascha Russchenberg (13 jaar). Scholieren van een ProtestantsChristelijke Scholengemeenschap te Leiden.

 

Zakelijke info