Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 


30304. Tentoonstelling over het Blindenonderwijs in het Nationaal Schoolmuseum door A.I.C. Helskens, 1985 nr.3

 Van 15 november 1985 tot 14 januari 1986 zal het Nationaal Schoolmuseum een tentoonstelling wijden aan het blindenonderwijs. Hier alvast enige algemene opmerkingen over het blindenonderwijs: Humanitaire en rationalistische ideeën van de Verlichting vormen grotendeels de voedingsbodem voor de wortels van het onderwijs aan blinden. Als eerste steekt deze vorm van onderwijs de kop op in Frankrijk. In 1784 richtte Valentin Hauy te Parijs het 'Institution des Enfants Aveugles' op. In december 1782 stelde Pierre Sue als orateur van het Grootoosten in Frankrijk de vraag: 'Kan een blinde Vrijmetselaar worden?' (1) Zijn vraagstelling sloeg niet alleen op het aannemen van een blinde in de Broederschap, doch verplichtte ook de Orde tot nadenken over enerzijds het 'stoffelijk licht' en anderzijds het 'onstoffelijke of geestelijk licht'. Uiteindelijk reageerde de Orde positief (2).

Een Nederlandse arts en Vrijmetselaar, Johan Rudolf Deiman (17431808) werd op `~17 oktober 1785 lid van de Société Royale de Médécine te Parijs. Deiman was de eerste die zich aktief inzette voor onderwijs aan blinden in Nederland. In het "Register der Resolutiën" van het Grootoosten van Nederland (1807) lezen we: "dat de eerstgenoemde Broeder J.R. Deiman reeds sedert Benige jaren bedacht geweest was, om de zichtbare voorwerpen aan Blinden, door het gevoel, te doen kennen, of liever, hun door het tasten de gedaante der letters en andere voorwerpen te leeren onderscheiden". Op 13 november 1808 werd het Instituut voor Onderwijs aan Blinden in Amsterdam gesticht roet als eerste bestuursvoorzitter Willem Hoprop. Jan van Wijk Roelszoon werd als eerste onderwijzer aangesteld. In december 1808 ontvangt J, van Wijk Rz, zijn leerlingen om 18.00 uur en geeft les tot 20.30 uur. Zijn eerste leerlingen zijn: Gerrit Smit, geboren 16 november 1797, Sweeris Rotteveen, geboren 26 april 1801 en Elizabeth Kalis, geboortedatum onbekend en reeds op 26 mei 1809 van school verwijderd wegens oligofrenie (zwakzinnigheid).

De eerste methodieken komen uit de nalatenschap van Deiman: drie landkaarten, twee rekentafeltjes met gegoten cijfers van 0 tot 9, de matrijs en haak tot gieten van de gemelde cijfers, ongeveer 75 kg. bruikbare letters en 7,5 kg. beschadigde letters é. Op 16 mei 1809 wordt het eerste examen gehouden in het Vrijmetselaarsgebouw te Amsterdam. Zeven blinde leerlingen leggen examen af in spellen, rekenen en aardrijkskunde. Rekening houdende roet het feit dat de leerlingen maximaal tweeën een half uur les ontvingen, dat er een kort tijdsbestek (ongeveer anderhalf jaar) lag tussen de oprichting van het instituut en het examen en ten slotte, dat de inschrijfdata der leerlingen sterk verschilden, kan men aan dit examen moeilijk veel waarde toekennen. Men dient hei meer te zien als een onderzoek naar de mogelijke geestelijke vorderingen van blinde kinderen. Na afloop van het examen nam men de beslissing meer onderwijs in handwerken, muziek en zang te geven. Ook ging men ten rade bij L. van Limburg om het wetenschappelijke leerplan in een vaste vorm te gieten. Aangaande zedeleer was het advies van L. van Limburg: 'Zij moeten een juist denkbeeld van hun eigen bestaan, voor hun IK en de betrekking in dewelke zij met andere Menschen staan hebben, willen zij gevolglijk over DAT WEZEN dat hun dit ik gegeven heeft, redekaavelen kunnen'.

 Daar het aantal leerlingen toenam, was men verplicht naar een andere, geschiktere ruimte te zoeken. Op 9 mei 1810 werd die gevonden in de Koestraat nr. 2 te Amsterdam. Niettegenstaande het slechter wordende politiek klimaat kreeg het onderwijs aan blinden meer steun en bekendheid. In de eerste jaren van het blindenonderwijs werd getracht de blinden te leren lezen en schrijven met behulp van de gewone Romeinse letters, welke dan in het papier in reliëf werden gedrukt. Het bleek evenwel al spoedig, dat het lezen van die letters voor de blinden niet of nauwelijks mogelijk was. Het aantal boeken bleef zeer beperkt en was vrij duur. Aan het geheugen van de leerlingen werden hoge eisen gesteld. Schrijven was zo goed als uitgesloten niettegenstaande het feit dat er verschillende apparaten op de markt waren. A1 spoedig werd dan ook gezocht naar een systeem dat de blinde in staat zou stellen te lezen en te schrijven. Na vele mislukte pogingen werd tenslotte door Barbier (Frankrijk) een 12 puntenstelsel samengesteld. Louis Braille verbeterde en vereenvoudigde het naar een 6 puntensysteem dat heden nog naar hem genoemd wordt (Brailleschrift). In 1829 maakte hij zijn methode bekend (3). Met dit systeem kunnen alle lees-, muziek- en algebraïsche tekens worden aangegeven. Alhoewel er in Nederland een gelijkvormig schrijf- en leessysteem kwam, slaagde men er niet in de lijn van gelijkvormigheid in methodieken door te trekken naar andere vakken zoals o.a. aardrijkskunde en rekenen. Men kan stellen dat in de vorige eeuw de Vrijmetselarij, gevolgd door de Rooms Katholieke Kerk, de zorg van het onderwijs aan blinden in Nederland op zich hadden genomen en zo bijdroegen aan de maatschappelijke integratie van nietzienden. Door te tonen onder welke moeilijke omstandigheden het eerste onderwijs aan blinden in Nederland op gang kwam en zich langzamerhand ontplooide kunnen de bezoekers van de tentoonstelling een indruk krijgen van de geschiedenis van het onderwijs aan blinden. Deze geschiedenis wordt hoofdzakelijk aan de hand van methodieken tentoongesteld. Wij hopen dat deze tentoonstelling een beter begrip bij 'de grote groep zienden' oplevert voor de problemen van de niet-zienden. Aanpassingen worden aangebracht binnen het Nationaal Schoolmuseum zodat de thematentoonstelling voor de niet- en/of slechtziende (ook rolstoelgebruikers) te bezichtigen is.

A.C.I. Hekkens

 1. Pierre Sue, Loge de 1'Etoile Polaire: Un aveugle peut-il être Marcon?. Parijs 1782

2. Rapport sur 1'admission des aveugles, door Barbangcon, Hauy en Perrin, Loge Amis de la Sagesse, Parijs 1805

3. Het R.K. instituut St. Henricus, waarvan de oprichting in 1859 mogelijk was door de nalatenschap van de familie de la Geneste, was het eerste instituut dat het Braille schrift in Nederland onderwees.

Literatuur

Helskens A. C. I., Lux in Tenebris, in: Thoth, februari 1985 Houten I. C. van, Anderhalve eeuw onderwijs aan blinden. 18081958. Huizen 1958 Lenderink H. J., Het blindenwezen binnen en buiten Nederland, Haarlem 1904


 

Zakelijke info