header genrem2
Home Nieuws Sitemap Contact

Algemeen overzicht van de familie Remery. De eerste vijf generaties in de 17e en 18e eeuw leefden in Oost-Vlaanderen

Quintinus Remery woonde rond 1600 in Kortrijk
Ons verhaal begint in het zuidwesten van het huidige Belgie. De oudst bekende stamvader Quintinus leefde rond 1600 in Kortrijk. Hij was de zoon van Petrus Remery, van wie we verder (nog) niets weten. Quintinus trouwde twee maal. Drie kinderen uit zijn eerste huwelijk werden tussen 1614 en 1622 gedoopt in de Maartenskerk in Kortrijk. Na het overlijden van zijn eerste echtgenote trouwde Quintinus opnieuw en verhuisde rond 1524 met zijn gezin naar Lovendegem, wellicht om als militair mee te helpen aan de bouw van forten. In Lovendegem zijn nog meer kinderen geboren. Quintinus overleed daar in 1646.

Zoon Martinus werd in 1633 in Lovendegem geboren

Toen hij 25 jaar was trouwde hij met Johanna Clays en zij vestigden zich in haar geboorteplaats Sleidinge. Daar kregen zij samen zeven kinderen. Enkele maanden na de geboorte van hun jongste zoon overleed Martinus op veertigjarige leeftijd. Zijn weduwe overleefde hem.

Petrus zag in 1671 in Sleidinge het levenslicht
Een van de jongste kinderen Petrus verhuisde in 1711 ook van zijn geboorteplaats naar het dorp van zijn vrouw, Bassevelde, dat weer enkele kilometers noordelijker in Oost-Vlaanderen ligt in een streek die Meetjesland werd genoemd. Daar werden vijf zonen en twee dochters geboren. De jongste zoon Martinus heeft zijn vader nauwelijks gekend omdat die twee maanden na zijn geboorte stierf.

Martinus werd in 1723 in Bassevelde geboren, maar verhuisde naar Kaprijke
Het verhaal wordt eentonig, want ook Martinus verhuisde na zijn huwelijk in 1752 naar de geboorteplaats van zijn bruid Caroline Lacage. Daar was hij 'wachter ter stede' , een poƫtische naam die zoveel betekent als veldwachter, maar dan in de stad, want Kaprijke had stadsrechten. In Kaprijke werden zeven kinderen geboren. De oudste zoon Bernardus Franciscus heeft zijn vader bijna twintig jaar meegemaakt, het jongste nakomertje slechts vijf jaar. Moeder Lacage bereikte de leeftijd van zeventig jaar.

Franciscus Bernardus en zijn vrouw Catharina Haerens bleven in Kaprijke wonen.
Hun vier kinderen werden echter al op jonge leeftijd weeskinderen want hun ouders overleden in 1799 en 1800. De enige zoon Pieter is desondanks goed terecht gekomen want hij werd opgevoed door de begaafde schoolmeester I.B. Peene in het nabijgelegen dorp Boekhoute. Waar zijn zusjes ondergebracht waren weten we niet.

In de 19e en 20e eeuw zijn er diverse schoolmeesters in de familie

Pieter Remery die in 1789 was geboren werd de eerste schoolmeester
Hij begon als kwekeling en onderwijzer in Boekhoute. Maandelijks bezocht hij de bijeenkomsten van de onderwijzersvereniging en maakte ijverig de verplichte reken- en taalopgaven die in Middelburg in het archief bewaard zijn. In 1825 werd hij hoofdonderwijzer in Westdorpe en bleef dat tot zijn dood in 1851. Van zeer nabij maakte hij de opstand mee van de Zuidelijke Nederlanden tussen 1830 en 1839 en het ontstaan van Belgiƫ. Over zijn werkzaamheden als onderwijzer zijn veel gegevens bekend en verwerkt in een uitgebreid artikel. Pieter trouwde in 1815 met Francisca Martens; zij kregen tien kinderen.

Hugo Remery was van 1840 tot 1886 hoofd van de school in Koewacht
Pieters oudste zoon Hugo leerde al jong het vak van onderwijzer bij zijn vader in Westdorpe. In 1840 werd hij schoolhoofd in het nabijgelegen dorp Koewacht en werkte daar 46 jaar. Bij het overlijden van de eerste vrouw van Hugo, Barbara Kips, is een testament opgemaakt en daardoor weten we vrij veel over hun inboedel en bezittingen. Hugo trouwde voor de tweede keer, nu met Rosalie Gijsels. In totaal kreeg hij 14 kinderen.
De jongere broer van Hugo, Bernardus Franciscus, volgde vader Pieter in 1851 op in de school van Westdorpe. Ook over zijn leven en werken is een boeiend verhaal gemaakt.

Florentinus Remery werkte 10 jaar in de school van Zuiddorpe en daarna in Koewacht
Slechts een van de veertien kinderen van Hugo werd onderwijzer dat was Florentinus. Hij werkte de eerste tien jaar in Zuiddorpe en trouwde daar met de burgemeestersdochter Emma Tacq. In 1892 verhuisden zij naar Koewacht en daar bleef Florentinus tot 1932 hoofd van de openbare school. Florentinus heeft met succes veel gedaan om de landbouw te verbeteren in de omgeving van Koewacht. Zijn zoon Gerard Gaston werd ook onderwijzer maar verhuisde al na zijn diensttijd ver weg naar het oosten van het land en werd schoolhoofd in Asten. Met de kinderen en kleinkinderen van Gerard hebben we veel ontmoetingen gehad en gegevens uitgewisseld.

Franciscus Remery, in 1862 geboren in Koewacht, verhuisde als douanier naar Rotterdam
Voor de directe genealogische lijn moeten we afstappen van de schoolmeesters want onze opa Franciscus heeft wel de opleiding voor onderwijzer gevolgd met zijn broer Florent, maar omdat hij examenvrees had koos hij voor een ander vak en ging bij de douane werken. Eerst in Eede/ Sint Kruis, gemeente Aardenburg, dicht bij de Belgische grens en vanaf 1907 als rijkscommies bij de douane in de haven van Rotterdam. Na zijn pensionering in 1925 ging hij terug naar Zeeuws-Vlaanderen en trok hij in bij zijn oudste dochter Marie in Koewacht. Tot zijn dood in 1952 was hij heel vitaal en sprong bijvoorbeeld op zijn 85e jaar nog over slootjes heen tot bewondering van zijn kleinkind Frans. In het dorp werd hij de professor genoemd omdat hij een baard had, veel boeken las en boeiend kon vertellen over planten en dieren in de natuur. Van zijn zes kinderen, waarvan vier meisjes, volgen we de jongste zoon Hugo.

Hugo Remery werd procuratiehouder bij de Nederlandse Middenstandsbank
Hugo Polycarpus Philemond
werd in 1906 geboren en dankte zijn fraaie namen aan de drie kroegbazen uit Sint Kruis. Hugo groeide op in Rotterdam en haalde na de lagere school zijn ulo-diploma en werkte daarna bij een kredietbank. Omdat Hugo goed kon rekenen en zeer ijverig en betrouwbaar was klom hij op tot procuratiehouder en maakte aan het einde van zijn cariere nog de fusie mee met de Nederlandse Middenstandsbank, die later opging in ABN/Amro. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog trouwde Hugo op 27 juni 1940 met Maria Catharina van Beurden; de datum was verschoven vanwege het bombardement op Rotterdam. Zelfs de bankbiljetten in de kluis van de bank aan de Mauritssingel waren verbrand. De twee zonen van Hugo en Marie studeerden beiden in Delft en werkten als ingenieur bij waterstaatswerken en in de scheepsbouw. De enige dochter werd verpleegkundige en specialiseerde zich in plastische chirurgie.

Franciscus Remery werkte als ingenieur bij Rijkswaterstaat
Franciscus Joannes werd in 1941 in Rotterdam geboren; na de lagere school volgde hij het gymnasium aan het Franciscollege en studeerde als werktuigbouwkundig ingenieur af aan de Technische Universiteit in Delft. Na een tweejarige diensttijd bij de Luchtmacht, trad hij in dienst bij Rijkswaterstaat. Hij werkte daar vele jaren aan grote werken die tot de verbeelding spreken zoals het ontwerpen van alle beweegbare onderdelen van de Oosterscheldekering en de renovatie van de zeesluizen in IJmuiden. Regelmatig werd hij uitgeleend voor adviezen bij grote projecten elders in de wereld en zelfs vijf jaar na zijn pensionering werden zijn adviezen nog op prijs gesteld.
In 1969 trouwde hij met Margaretha Maria Elisabeth Voskuil. Zij gingen twee jaar voor ontwikkelingshulp naar Congo en bij terugkeer in Nederland vestigden zij zich in Voorburg. Daar werden drie kinderen geboren die grotendeels opgroeiden aan het Oosteinde dicht bij de Vliet..