header genvos2
Home Nieuws Sitemap Contact
Gijsbert ca 1580

Wonen, spelen en werken op de Rotterdamseweg rond 1950 door Marrie Voskuil

Deel 05. Spelen, vriendjes en padvinderij

Toen we heel klein waren speelden we vaak met blokken. Die kreeg je voor sinterklaas of een verjaardag. Verschillende vormen met steentjes erop geverfd, losse bogen en gedraaide pilaren, zaten in een oranje kistje met een schuifje. Voor de raampjes was rood of groen celofoonpapier geplakt met witte randjes. We lieten onze kleine poppetjes van rubber in de huizen wonen. Een andere keer vormden de blokken in combinatie met kartonnen dozen treinen en vrachtauto's of iets anders dat we bedachten. We hielden ook van verkleden met oude kleren van de zolder en paardje spelen op de stevige bruine kussens van de bank die in de kamer stond.
Toen we groter werden speelden we schooltje en kregen de poppen eindeloos les in rekenen, taal en schrijven.
We hadden erg veel fantasie en vertelden elkaar zelf verzonnen verhalen. We hielden van tekenen en knutselen. Restjes gekleurd papier en golfkarton kregen we van de etaleur die eens in de paar maanden een nieuwe etalage voor de winkel kwam opmaken. Lijm haalden we in een open glazen potje bij het lijmfabriekje links achterin de Jan van Dijkstraat. Wekenlang werkten we bijvoorbeeld aan een groot papieren circus met poppetjes, beesten, publiek en dergelijke of we maakten een heel theater met poppen van wasknijpers die met crepe papier werden aangekleed. De etaleur gaf ons ook vaak hele bundels wit papier die over waren. Op die stroken maakten we zelf strips en tekenfilms. We speelden ook heel vaak poppenkast met een oude sok over onze hand, en imiteerden allerlei stemmen, zelf verscholen achter de houten bank.

We boften dat we een winkel hadden want dan hadden we de eerste keus uit reclamematerialen en plaatjes die verstrekt werden om de klanten aan te moedigen bepaalde merken te kopen. Zo hadden we een kleine kartonnen bioscoop van Flipje van Tiel, de jamfabrikant uit de Betuwe. Op twee houten stokjes met een gleuf werden de uiteinden van de film bevestigd en als je voorzichtig draaide konden de toeschouwers aan de voorkant de film zien. Van de bonnen op de boterpakjes spaarden we rolschaatsen en een sjoelbak. Ook was het een hele rage om plaatjes te sparen die werden weggegeven bij de beschuit en de koekjes. Bij koffie van Douwe Egberts werden Flip en Flap boeken gegeven en dan moest je zelf de plaatjes erbij sparen en inplakken. Van de thee van van Nelle spaarden we plaatjes van Piggelmee en het tovervisje en van de Delftsche slaolie kregen we boekjes van Arretje NOF. Van de lege flessen konden we ook punten en premies afhalen als de klanten die niet gepakt hadden. In de lodalineflessen zaten bijvoorbeeld onderin stukjes speelgoed zoals blokjes, soldaatjes en knikkers.

Op zondag mochten wij als kinderen de hele kamer gebruiken om te spelen. Mijn moeder zat dan ontspannen in een boek te lezen. Van de oom van de speelgoedwinkel hadden we een koffertje vol gekregen met oude afgedankte tinnen engelse soldaatjes, indiaantjes en cowboys. Met margarinedozen en blokken maakten we engelse forten en indianenkampen. Over het zeil voeren boten en kano's van indianen of ontdekkingsreizigers. De opbouw duurde wel enige uren en tegen etenstijd kon de oorlog losbranden en waren de Engelsen in die tijd altijd de overwinnaars.
We hadden veel verhalen ontleend aan de boeken die we lazen, want de hele familie bestond en bestaat nog uit leeswolven. Toen we klein waren haalden we op zondag, na de mis, bij de parochiebibliotheek in de zolder van de school in de Prins Mauritsstraat leesboeken in een bruine kaft. Toen die was gesloten werden we lid van de openbare bibliotheek op de Koornmarkt. Wat een keus was daar en je kon ook nog de omslag zien. Elke zaterdagavond lazen we met rode oortjes in boeken van Pim Pandoer en Arendsoog. Halverwege de avond ruilden mijn oudste broer en ik van boek omdat we dat uit hadden. Daarna stookten we ons jongste broertje op om vlugger door te lezen. Bij dikke en spannende boeken lazen we 's nachts verder met een zaklantaarn.
rw05a-poort
We speelden ook veel buiten want er woonden veel kinderen van onze leeftijd in de buurt. De Rotterdamse weg zelf was erg druk door het doorgaande verkeer naar Rotterdam, maar in De Poort en de Jan van Dijkstraat konden we rustig spelen zonder bang te hoeven zijn voor ongelukken. In de zomer speelden we vaak sta-bal met een hele groep kinderen. Op de linkerfoto zie je een groep leeftijdsgenootjes staan voor de deuren van het pakhuis van van Kessel. Op de middenfoto staan wij met een een nichtje. Rechts op de achtergrond zie je moeder Schotting in de deuropening staan met Beppie. Er waren bepaalde tijden voor bepaalde spelen. Soms was er een rage voor touwtje sprongen, dan weer met de tol spelen of knikkeren. Achter in de poort was een oude boerderij. Een groot grijsgeverfd huis met donkere onderrand waar het binnen altijd koel was. Op het erf mochten we niet komen. Daar waren paardestallen, konijnen en kippenhokken en er liep ook een kalkoen rond te stappen. Het was niet netjes van ons, maar we scholden het beest altijd uit voor kalkoen snottebel en als hij dan dichtbij kwam liepen we hard weg. In het kleine doodlopende weggetje achter ons huis stond een rijtje huisjes met een klein tuintje ervoor. In een ervan woonde opoe Labrijn, een lief vrouwtje dat truien en sokken voor ons breide. Op de meest rechtse foto staan we in de rw05c-mariapoorttuin van de familie Lugtigheid en zie je de achterkant van onze schutting en ons dak met twee dakramen, links het kleintje van nr. 44 en rechts de dakkapel van ons huis op nr. 46. We hadden op de daken en schuurtjes en de balken voor het mattenkloppen ook een hele klimbaan uitgezet en maakten dat, net als een hindernisbaan, steeds moeilijker.

Toen we wat groter waren speelden we achter in de Jan van Dijkstraat hele badminton competities. Je moest wel een beetje uitkijken voor uitglijders omdat er vaak donkerbruine olie en roest lag van de machinefabriek. Op de kanaalweg kon je prachtig rolschaatsen omdat daar een weg langs het kanaal was met asfalt, iets bijzonders in die tijd. In het slootje bij het kerkhof lag altijd een dikke laag kroos en dat probeerden we eraf te scheppen om de kikkervisjes in het voorjaar eruit te scheppen. Soms speelden we ook op het kerkhof. De kuil achterin bij de kapel was het spannendst omdat daar onder een houtenplank allerlei beenderen lagen. we gluurden er doorheen en vertelden elkaar griezelverhalen. In de Mijnbouwstraat speelden we in een rustig deel tegenover de HBS een zelfverzonnen balspel , polo te voet, met een houten balletje en zelfgemaakte hockeysticks. Als het balletje op de lage daken van de garages kwam hadden we een goed alibi om via het dak van de houten noodgebouwen van het vezelinstituut allerlei kattekwaad uit te halen.

Soms vormden we een club van een groepje vrienden of vriendinnen. Zo hebben we met vijf meisjes uit rw05e-lugtigheidde buurt een jaar of wat een club gevormd die het Quintet heette. Deelnemers waren Sophietje Heemskerk, Ankie van der Helm, Willie Schotting, Magda Ferdinandus en ik. We schreven in een schriftje onze spelregels en kwamen voor vergadering bijeen in een schuurtje of kelder bij iemand thuis. Soms gaven we ook voorstellingen in onze schuur waar de buurtkinderen naar een voorstelling mochten komen kijken als ze een stuiter betaalden of een cent.

Op verjaardagen van vriendjes ern vriendinnetjes uit de buurt werden er altijd spelletjes gedaan zoals koekhappen, blindemannetje spelen, voorwerpen en pantomines raden enzovoort.
Een van mijn broers was bevriend met een zoon van een professor uit de Mijnbouwstraat. Ze hadden daar zes kinderen die in een heel groot huis woonden en in onze ogen heel veel speelgoed hadden. De moeder was heel gastvrij en wij waren daar als kinderen ook altijd van harte welkom. Op de zolder hing een schommel en een rekstok. Op de middenverdieping was een kamer van een van de jongens met een electrische trein waar we ademloos naar keken als die rondjes draaide. Beneden in de serre stond een reusachtige boekenkist vol met stripboeken en kindertijdschriften zoals de Donald Duck en de Engelbewaarder. Op een plank stonden allerlei spellen die werden veel gebruikt, zoals stratego, monopolie, schaken en dammen . In de zomer stond op het plaatsje achter in de tuin een tafeltennistafel. Af en toe bakte mevrouw Verhagen warme wafeltjes met een wafelijzer waarop een laagje deeg zat. Als ze gaar waren zakten ze vanzelf in de hete olie en moesten er snel uitgehaald worden en van poedersuiker voorzien worden, heerlijk.
 
Op zaterdagmiddag was er opkomst op de padvinderij, nu meestal scouting genoemd. rw05d-kaboutersMijn broertjes waren lid van de welpen die bijeenkwamen op de zolder van de school in de Prins Mauritsstraat. Ik zat bij de kabouters en ons clublokaal was tegenover de montessikleuterschool op de speelplaats van de Geertruida van Oostenschool. In zes hoeken stonden kleine krukjes voor een volkje dat kabouternamen had. Bij het begin van de opkomst stonden we in een kring en moesten we rond de vlag plechtig de wet en belofte opzeggen en werden de uniformen geinspecteerd. Wij hadden bruine jurken met gele banden erop, een gele das en een bruine muts. De jongens hadden groene blouses, een bruine broek en groene petjes met een klep, voorop het welpenisigne. Tijdens de opkomst werden allerlei gezamenlijke spelletjes gedaan en moest je opdrachten uitvoeren waarmee je insignes kon verdienen. Eenmaal per jaar gingen we op kamp. Je nam dan een lege strozak mee, een laken en een oude deken. Op de boerderij waar we kampeerden was de koestal schoongeboend en diende als ons dag- en nachtverblijf. We mochten de strozakken in de hooiberg vullen, je moest hem goed voldoen en bobbels voorkomen. en met dekenspelden maakten we een soort slaapzak.

Als je elf jaar was mocht je overvliegen naar de verkenners of gidsen. De gidsenzolder voor de meisjes was boven de jongensschool op de Nassaulaan. De uniformen waren nu blauw met een baret. Het eerste moeilijke karwei was het knopen van een fluitekoord. Daarna werd het allemaal wat makkelijk en speelser. Mijn kameraadjes waren Irene van der Vlist en Sjaantje Richards, ik hoop nog iets van hen te horen, misschien via e-mail?. We hebben bij de gidsen samen veel plezier gemaakt.